Signaalwoorden kunnen behoren tot de want-groep of tot de omdat-groep. Bij welke groep ze horen, hangt af van de woordvolgorde die bij het signaalwoord past.
Als na het signaalwoord het onderwerp en de persoonsvorm naast elkaar staan, hoort het signaalwoord bij de want-groep. Als tussen het onderwerp en de persoonsvorm andere woorden kunnen staan, hoort het signaalwoord bij de omdat- groep.