Les 21 - Formuleren §2 Verbanden tussen zinnen

Les 21 - Formuleren §2 Verbanden tussen zinnen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with text slides.

Items in this lesson

Les 21 - Formuleren §2 Verbanden tussen zinnen

Slide 1 - Slide

Hallo 1va
Pak je spullen alvast (boek/Nieuw Nederlands/pen+schrift) en je leesboek
Wat gaan we doen vandaag?
  • Nakijken §6
  • Wat weet je al?
  • Uitleg verbanden tussen zinnen
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Nakijken §6 p.215

Slide 3 - Slide

p. 215

Slide 4 - Slide

p. 215

Slide 5 - Slide

Wat weet je al?
Hoe zou je van deze twee zinnen één zin maken?

Michel wil vandaag niet zwemmen. Het regent vandaag.

Saaba houdt van popmuziek. Majda houdt juist van hardrock.

Slide 6 - Slide

Wat weet je al?
Hoe zou je van deze twee zinnen één zin maken?

Michel wil vandaag niet zwemmen. Het regent.
Michiel wil vandaag niet zwemmen, want het regent.

Saaba houdt van popmuziek. Majda houdt juist van hardrock.

Slide 7 - Slide

Wat weet je al?
Hoe zou je van deze twee zinnen één zin maken?

Michel wil vandaag niet zwemmen. Het regent.
Michiel wil vandaag niet zwemmen, want het regent.

Saaba houdt van popmuziek. Majda houdt juist van hardrock.
Saaba houdt van popmuziek, maar Majda houdt juist van hardrock.
timer
2:00

Slide 8 - Slide

LESDOELEN:

Ik kan/weet...

- verbanden tussen zinnen aangeven door de juiste signaalwoorden te gebruiken

Slide 9 - Slide

Verbanden tussen zinnen
Zinnen in een tekst zijn met elkaar verbonden door middel van een verband. Een tekst wordt duidelijker als de schrijver de verbanden duidelijk aangeeft.
Verbanden zijn met elkaar verbonden door signaalwoorden.

Ik heb mijn kamer niet opgeruimd, omdat ik het te druk had met leren.
omdat = signaalwoord
Verband dat wordt gegeven is de reden waarom iets niet is gebeurt.

Slide 10 - Slide

Verbanden tussen zinnen
Er zijn verschillende soorten verbanden, zoals bijvoorbeeld:

-In mijn vrije tijd ga ik vaak voetballen, verder schaats ik ook in de winter en daarnaast rijdt ik paard.
verder, en, daarnaast = signaalwoord
Verband dat deze woorden aangeven is een opsomming

-Ik heb mijn kamer niet opgeruimd, omdat ik het te druk had met leren.
omdat = signaalwoord
Verband dat wordt gegeven is de reden waarom iets niet is gebeurt.

Slide 11 - Slide

Zo leg je verbanden tussen (delen van) zinnen in een tekst (schema p. 232)

Slide 12 - Slide

§2 Verbanden tussen zinnen
Pak je Nieuw Nederlands boek erbij en je schrift. Ga naar pagina 232-233. We gaan samen opdracht 2 maken.

Slide 13 - Slide

Tekst 1 p. 233
(a) Nederland staat vol files. (b) In de jaren vijftig en zestig – toen de eerste snelwegen werden aangelegd – was er nog niets aan de hand, maar de afgelopen decennia is het aantal auto’s en het gebruik van de wegen gigantisch toegenomen. (c) Vandaag de dag staan er dagelijks bijna een half miljoen automobilisten vast in files. (d) De groeiende verkeersdrukte ontstond door de stijgende welvaart. (e) Daardoor bezitten steeds meer Nederlanders twee auto's. (f) Ook gaan ze vaker op vakantie en pakken ze voor alles de auto. (g) Zo brengen veel ouders hun kinderen met de auto naar school.

Slide 14 - Slide

Tekst 1
(a) Nederland staat vol files. (b) In de jaren vijftig en zestig – toen de eerste snelwegen werden aangelegd – was er nog niets aan de hand, maar de afgelopen decennia is het aantal auto’s en het gebruik van de wegen gigantisch toegenomen. (c) Vandaag de dag staan er dagelijks bijna een half miljoen automobilisten vast in files. (d) De groeiende verkeersdrukte ontstond door de stijgende welvaart. (e) Daardoor bezitten steeds meer Nederlanders twee auto's. (f) Ook gaan ze vaker op vakantie en pakken ze voor alles de auto. (g) Zo brengen veel ouders hun kinderen met de auto naar school.
Welke drie woordgroepen geven een tijdsverloop aan?

Slide 15 - Slide

Tekst 1
(a) Nederland staat vol files. (b) In de jaren vijftig en zestig – toen de eerste snelwegen werden aangelegd – was er nog niets aan de hand, maar de afgelopen decennia is het aantal auto’s en het gebruik van de wegen gigantisch toegenomen. (c) Vandaag de dag staan er dagelijks bijna een half miljoen automobilisten vast in files. (d) De groeiende verkeersdrukte ontstond door de stijgende welvaart. (e) Daardoor bezitten steeds meer Nederlanders twee auto's. (f) Ook gaan ze vaker op vakantie en pakken ze voor alles de auto. (g) Zo brengen veel ouders hun kinderen met de auto naar school.
Welke drie woordgroepen geven een tijdsverloop aan?

Slide 16 - Slide

Hallo 1va
Pak je spullen alvast (boek/Nieuw Nederlands/pen+schrift) en je leesboek
Wat gaan we doen vandaag?
  • Lezen
  • Samen oefenen verbanden tussen zinnen
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

timer
10:00

Slide 17 - Slide

Tekst 1
(a) Nederland staat vol files. (b) In de jaren vijftig en zestig – toen de eerste snelwegen werden aangelegd – was er nog niets aan de hand, maar de afgelopen decennia is het aantal auto’s en het gebruik van de wegen gigantisch toegenomen. (c) Vandaag de dag staan er dagelijks bijna een half miljoen automobilisten vast in files. (d) De groeiende verkeersdrukte ontstond door de stijgende welvaart. (e) Daardoor bezitten steeds meer Nederlanders twee auto's. (f) Ook gaan ze vaker op vakantie en pakken ze voor alles de auto. (g) Zo brengen veel ouders hun kinderen met de auto naar school.
Welk woord geeft een tegenstelling aan?

Slide 18 - Slide

Welk woord geeft een tegenstelling aan?
  • maar
  •  In de jaren vijftig en zestig – toen de eerste snelwegen werden aangelegd – was er nog niets aan de hand, maar de afgelopen decennia is het aantal auto’s en het gebruik van de wegen gigantisch toegenomen.

Slide 19 - Slide

Tekst 1
(a) Nederland staat vol files. (b) In de jaren vijftig en zestig – toen de eerste snelwegen werden aangelegd – was er nog niets aan de hand, maar de afgelopen decennia is het aantal auto’s en het gebruik van de wegen gigantisch toegenomen. (c) Vandaag de dag staan er dagelijks bijna een half miljoen automobilisten vast in files. (d) De groeiende verkeersdrukte ontstond door de stijgende welvaart. (e) Daardoor bezitten steeds meer Nederlanders twee auto's. (f) Ook gaan ze vaker op vakantie en pakken ze voor alles de auto. (g) Zo brengen veel ouders hun kinderen met de auto naar school.
Welk verband geeft het woord door in zin d aan?

Slide 20 - Slide

Welk verband geeft het woord door in zin d aan?
  • oorzaak(/gevolg)

Slide 21 - Slide

Tekst 1
(a) Nederland staat vol files. (b) In de jaren vijftig en zestig – toen de eerste snelwegen werden aangelegd – was er nog niets aan de hand, maar de afgelopen decennia is het aantal auto’s en het gebruik van de wegen gigantisch toegenomen. (c) Vandaag de dag staan er dagelijks bijna een half miljoen automobilisten vast in files. (d) De groeiende verkeersdrukte ontstond door de stijgende welvaart. (e) Daardoor bezitten steeds meer Nederlanders twee auto's. (f) Ook gaan ze vaker op vakantie en pakken ze voor alles de auto. (g) Zo brengen veel ouders hun kinderen met de auto naar school.
Welk verband is er tussen zin e en zin f? Aan welk signaalwoord herken je dat?

Slide 22 - Slide

Welk verband is er tussen zin e en zin f? Aan welk signaalwoord herken je dat?
  • Opsommend verband
  • Ook

Slide 23 - Slide

Tekst 1
(a) Nederland staat vol files. (b) In de jaren vijftig en zestig – toen de eerste snelwegen werden aangelegd – was er nog niets aan de hand, maar de afgelopen decennia is het aantal auto’s en het gebruik van de wegen gigantisch toegenomen. (c) Vandaag de dag staan er dagelijks bijna een half miljoen automobilisten vast in files. (d) De groeiende verkeersdrukte ontstond door de stijgende welvaart. (e) Daardoor bezitten steeds meer Nederlanders twee auto's. (f) Ook gaan ze vaker op vakantie en pakken ze voor alles de auto. (g) Zo brengen veel ouders hun kinderen met de auto naar school.
Welk verband is er tussen zin f en zin g? Aan welk signaalwoord herken je dat?

Slide 24 - Slide

Welk verband is er tussen zin f en zin g? Aan welk signaalwoord herken je dat?
  • Voorbeeld
  • Zo

Slide 25 - Slide

Zelf oefenen
Cursus 6 - Formuleren §2 Verbanden tussen zinnen
Wat: Maak van § 2 opdracht 1 en 3  (blz. 232)
Hoe:  Zelfstandig in je schrift.
Hulp: Theorie uit je boek, docent.
Tijd: 10 min.
Uitkomst: Geoefend met persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Klaar?
Lezen in je leesboek of ander huiswerk
timer
10:00

Slide 26 - Slide

LESDOELEN:

Ik kan/weet...

- verbanden tussen zinnen aangeven door de juiste signaalwoorden te gebruiken

Slide 27 - Slide

Fijne dag!
Ruim rustig op en blijf rustig zitten tot de bel gaat.

Slide 28 - Slide