What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
H3.1
Welkom
Pak je boek(h3.1), schrift, rekenmachine en pen.
1 / 15
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
This lesson contains
15 slides
, with
text slides
.
Lesson duration is:
90 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom
Pak je boek(h3.1), schrift, rekenmachine en pen.
Slide 1 - Slide
H3.1 Wat zijn de kosten?
Welke productiefactoren bedrijven gebruiken om waarde toe te voegen.
Wat het verschil is tussen vaste en variabele kosten.
Hoe je kostprijs van een product berekent.
Hoe je de consumentenprijs berekent.
Slide 2 - Slide
Planning
Leerdoelen
Uitleg theorie
Opdrachten
Uitleg rekenen
Opdrachten
Spelletje?
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Productiefactoren
Slide 5 - Slide
Productiefactoren:
Factoren
Wat
Beloning
Kapitaal
Goederen die lang meegaan.
Huur en rente
Arbeid
Inspanning van mensen.
Loon
Natuur
Grondstoffen
Pacht
Ondernemer-schap
Activiteiten van de ondernemer
Winst
Slide 6 - Slide
Kostprijs
Kostprijs
= Hoeveel het
kost
om een product of dienst te maken.
Onder te verdelen in twee categorieën:
Vaste kosten
Variabele kosten
Voorbeelden?
Slide 7 - Slide
Vaste kosten
Kosten die
niet
meteen veranderen als je meer of minder gaat produceren.
Bijvoorbeeld de huur van je gebouw, loon van je vaste personeel, je kassa etc.
Slide 8 - Slide
Variabele kosten
Kosten die
wel
veranderen als je meer of minder gaat produceren.
Bijvoorbeeld de kosten van grondstoffen, bezorgkosten (benzine), salaris invalkrachten etc.
Slide 9 - Slide
Afschrijving
Aanschafprijs niet in 1 jaar meetellen!
Daarom:
Afschrijvingskosten per jaar = (aanschaf prijs - restwaarde) : aantal jaren in gebruik.
Machine gekocht voor €5.000. Na 3 jaar nog €2.000 euro waard. Hoeveel zijn de afschrijvingskosten per jaar?
Slide 10 - Slide
Maken h3.1
Maak opdracht 1 t/m 5.
Klaar? Ga verder met opdracht 6.
timer
10:00
Slide 11 - Slide
Kostprijs per product:
Kostprijs per product = (vaste kosten + variabele kosten) : aantal producten.
De fietser bv. verkoopt 500 fietsen. Zij hebben vaste kosten van €125.000 en variabele kosten van €100.000. Hoeveel zijn de kosten per product?
Slide 12 - Slide
Consumenten/ verkoopprijs
Formule =
kostprijs/ Inkoopprijs €
Winst (brutowinstmarge)
€ +
Verkoopprijs Exc. BTW (100%) €
BTW (21%)
€ +
Consumentenprijs (121%) €
Slide 13 - Slide
Consumenten/ verkoopprijs
Formules:
Verkoopprijs
= Kostprijs + Winst
= Wat een ondernemer Krijgt (zonder BTW!)
Consumentenprijs
= verkoopprijs + BTW
= Wat de consument moet betalen
Let op, BTW gaat naar de overheid en niet naar de ondernemer!
Slide 14 - Slide
Maken h3.1
Vragen? Steek je hand op dan kom ik langs.
Klaar? Maken herhalingsopdrachten.
timer
1:00
Slide 15 - Slide
More lessons like this
4VM Pincode H3.1 Wat zijn de kosten
September 2020
- Lesson with
28 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
3.3 Wat betaalt de consument?
August 2018
- Lesson with
35 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
3.1 Wat zijn de kosten?
February 2023
- Lesson with
19 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
3.1 - Wat zijn de kosten?
November 2022
- Lesson with
38 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
3.1 Wat zijn de kosten?
October 2023
- Lesson with
23 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
3.1 - Wat zijn de kosten?
January 2023
- Lesson with
35 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
H3.2 Winst of verlies deel 1
November 2023
- Lesson with
25 slides
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
3.1 wat zijn de kosten?
November 2021
- Lesson with
37 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4