Het voorzetselvoorwerp kan ook voorkomen naast een lijdend voorwerp, bij
wederkerende werkwoorden (→ § 3) en
naast een naamwoordelijk gezegde. In het laatste geval hoort het vaak bij een
bijvoeglijk naamwoord met een vast voorzetsel (benieuwd naar, blij met).
De directeur / bedankte / zijn naaste medewerkers (lv) / voor hun inzet (vv).
De verliezers / moesten zich schikken (wg) / in de pijnlijke verkiezingsnederlaag (vv).
De verzekering / is [verantwoordelijk] (ng) / voor de afhandeling van de schade (vv).