Ook komt het voor dat de persoon met een LVB zelf te hoge verwachtingen heeft van zijn eigen mogelijkheden en een irreëel of onduidelijk zelfbeeld heeft (Lodewijks, 2009; Vermeer, Lijnse, & Lindhout, 2004) of zichzelf overschat (Fabriek-van de Glind & Widdershoven-van der Wal, 2005). Dit kan onder andere ontstaan door hun beperktere mate van zelfreflectie of omdat ze hun LVB niet kunnen of willen accepteren. Ze overtuigen zichzelf er dan van dat ze geen beperking hebben en schatten vervolgens hun eigen competenties hoger in dan ze daadwerkelijk zijn (Edgerton, 1993).
Als ze dan geconfronteerd worden met hun beperkingen, kan dat (wederom) een faalervaring
geven.
Aan de andere kant kunnen jeugdigen met
een LVB zichzelf ook onderschatten en eerder vertrouwen op iemand anders dan op zichzelf (Raad
voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming,
2011). Dit maakt dat ze dan makkelijker te beïnvloeden zijn, wat vervolgens weer van invloed kan
zijn op hun gedrag.