THEMA 9 - oefenvragen probleem 1 t/m 3

In welke fase van Piaget zit het oudere kind?
A
concreet-operationele fase
B
Formeel operationele fase
C
Preoperationele fase
1 / 12
next
Slide 1: Quiz
RekenenHBOStudiejaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

In welke fase van Piaget zit het oudere kind?
A
concreet-operationele fase
B
Formeel operationele fase
C
Preoperationele fase

Slide 1 - Quiz

Wat is een kenmerk van een sociaal-emotionele ontwikkeling van een leerling in de bovenbouw?
A
Meningen van leeftijdsgenoten tellen minder mee
B
Er ontstaat een groeispurt in de hersenen
C
Vriendschap wordt intiemer en vertrouwen wordt belangrijker.

Slide 2 - Quiz

Waar bestaat het centraal zenuwstelsel uit?
A
Het brein en zenuwcellen
B
Het brein en ruggenmerg
C
Het ruggenmerg en de kleine hersenen

Slide 3 - Quiz

Lisa zegt tegen Marit ‘zullen we elkaars dagboeken lezen?’. In welk stadium van vriendschap bevinden Lisa en Marit zich?
A
Stadium 2
B
Stadium 3
C
Stadium 4

Slide 4 - Quiz

Op welke manier leert een kind niet betekenisvol?
A
De instructie of uitleg helder houden
B
gebruik van concreet materiaal
C
Het kind volledig zelfstandig laten werken

Slide 5 - Quiz

Wat zijn de drie basisbehoeften van leerlingen in de bovenbouw?
A
Autonomie, competentie en relatie
B
zelfstandigheid, differentiatie en verbondenheid
C
eigen kennis, uitdaging en persoonlijke aandacht

Slide 6 - Quiz

Juf Famke heeft jan feedback op zijn gedrag tijdens gym, dit doet ze de volgende gymles de na het weekend. Ze zegt :’'Ik vind dat je goed samenspeelt met de rest, vooral dat je de bal doorgeeft. Maar je hebt koen laten hangen.’
A
Niet motiverend
B
Niet specifiek
C
Niet op tijd geven

Slide 7 - Quiz

Wat houdt superdiversiteit in?
A
WWanneer vele etnische meerderheidsgroepen naast elkaar wonen, werken of onderwijs volgen
B
Niet alleen verschillen tussen etnische groepen, maar ook verschillen binnen etnische groepen
C
Kijken naar de verschillen in de klas

Slide 8 - Quiz

Wat zijn de drie effectieve factoren van burgerschapsvorming?
A
De prestaties verbeteren en de motivatie wordt beter

Slide 9 - Quiz

Wat hebben hoge leerkrachtverwachtingen voor invloed op de prestatie van een leerling?
A
De prestaties verbeteren en de motivatie wordt beter
B
De prestaties worden minder, maar de motivatie is hoog
C
De prestaties zijn laag en de motivatie is ook laag.

Slide 10 - Quiz

Wat zijn de drie effectieve factoren van burgerschapsvorming?
A
Het aanbieden van relevante leersituaties, een open democratische schoolcultuur en helpen bij de ontwikkeling van de identiteit.
B
Open democratische schoolcultuur, invullen van het curriculum en helpen bij de ontwikkeling van de identiteit.
C
Het aanbieden van relevante leersituaties, een open democratische schoolcultuur en invulling van het curriculum.

Slide 11 - Quiz

Wat is GEEN manier om je zelfvertrouwen te vergroten?
A
Begrip tonen en gevoelens erkennen.
B
Sporten om zelfvertrouwen te ontwikkelen.
C
Vooral naar het gedrag kijken

Slide 12 - Quiz