Samentrekking + met/zonder-n

samentrekking
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

samentrekking

Slide 1 - Slide

Woorden weglaten mag als...
- Ze dezelfde functie hebben

- Ze dezelfde betekenis hebben

- Ze hetzelfde getal hebben

Slide 2 - Slide

Sinterklaas had acht bier en een mijter op.
A
foutieve samentrekking
B
goede samentrekking

Slide 3 - Quiz

De docent leidde het nieuwe onderwerp in en de leerlingen om de tuin.
A
foutieve samentrekking (grammaticaal verschil)
B
goede samentrekking
C
foutieve samentrekking (betekenisverschil)
D
geen samentrekking

Slide 4 - Quiz

In de toetsweek worden er lange en korte toetsen afgenomen.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 5 - Quiz

Jouw idee in de ideeënbus vond de jury het origineelste en zal spoedig gerealiseerd worden.
A
foutieve samentrekking
B
goede samentrekking

Slide 6 - Quiz

De Eerste Kamer heeft de wet aangenomen en geldt vanaf 1 januari.
A
Goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 7 - Quiz

Ik moet en zal slagen dit jaar, want ik wil echt niet blijven zitten in klas 3.
Extra info
Het gaat in deze zin om de samentrekking van 'Ik moet en zal'.
A
geen samentrekking
B
foutieve samentrekking
C
goede samentrekking

Slide 8 - Quiz

Is de volgende zin een samentrekking?
'Marc zit op voetbal en Faisal ook.'
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Hij werd niet goed en werd naar huis gebracht.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 10 - Quiz

Is de samentrekking juist of onjuist?

Alice maakte de bedden op en daarna het ontbijt klaar.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Welke foutieve samentrekking?
''Zijn broek kostte tachtig euro, maar vind ik niet mooi.''
A
Verschil in grammaticale functie
B
Verschil in getal
C
Verschil in betekenis

Slide 12 - Quiz

Is de samentrekking juist of onjuist?

Het huiswerk was niet moeilijk en heb ik onder de les al afgemaakt.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Trix is moe en ziek gemeld door haar moeder.
























De juf wordt toegezongen door alle leerlingen en de lokalen versierd.

A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie (pv, ow, lv)
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal (mv, ev)

Slide 14 - Quiz

Liesbeth is keeper en veel te vinden op het trainingsveld.
























De juf wordt toegezongen door alle leerlingen en de lokalen versierd.

Wij bieden u een baan aan en hopen u volgende week te zien.


A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal

Slide 15 - Quiz

Veel sporters vonden het benauwd in de sporthal en wilden enkele deuren openzetten.
























De juf wordt toegezongen door alle leerlingen en de lokalen versierd.



A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal

Slide 16 - Quiz

De bouwvakker draait de panelen om en de moeren aan.
























De juf wordt toegezongen door alle leerlingen en de lokalen versierd.

A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal

Slide 17 - Quiz

HOOFDSTUK 2
Met of zonder -n

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

De twee jongens pakten beide/beiden een koekje van de schaal.
A
beide
B
beiden

Slide 21 - Quiz

De twee waterschappen gingen zich beide/beiden meer toeleggen op faunabeheer.
A
beide
B
beiden

Slide 22 - Quiz

Ik hoorde beide/beiden zangers het lied zingen.
A
beide
B
beiden

Slide 23 - Quiz

De coureur en zijn motor belandden beide/beiden in de grindbak.
A
beide
B
beiden

Slide 24 - Quiz

De hoogbegaafde/hoogbegaafden moest een speciale test afnemen.
A
hoogbegaafde
B
hoogbegaafden

Slide 25 - Quiz

De feestende/feestenden gingen door tot in de vroege uurtjes.
A
feestende
B
feestenden

Slide 26 - Quiz

Enkele/enkelen van de kippen hebben een ei gelegd.
A
enkele
B
enkelen

Slide 27 - Quiz

De meeste/meesten maakten de toets goed.
A
meeste
B
meesten

Slide 28 - Quiz

Sommige vrienden waren het cadeau vergeten, maar de meeste/meesten hadden al bijgelegd.
A
meeste
B
meesten

Slide 29 - Quiz

Tientalle/tientallen jongeren gingen staken voor het milieu.
A
tientalle
B
tientallen

Slide 30 - Quiz

Ik heb een prachtige armband gekregen voor mijn verjaardag; een hele dure goude/gouden.
A
goude
B
gouden

Slide 31 - Quiz