H. 3 kastelen kloosters en steden

H.3 herhaling par. 1 t/m 4
leerwerk
Eerst leerdoel lezen
tekst bij leerdoel lezen
schrijf in je eigen woorden op wat het antwoord is op het leerdoel
Schrijf ook andere belangrijke punten uit de tekst over
Oefen de test jezelf na elke paragraaf
leer de begrippen en jaartallen goed
1 / 43
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H.3 herhaling par. 1 t/m 4
leerwerk
Eerst leerdoel lezen
tekst bij leerdoel lezen
schrijf in je eigen woorden op wat het antwoord is op het leerdoel
Schrijf ook andere belangrijke punten uit de tekst over
Oefen de test jezelf na elke paragraaf
leer de begrippen en jaartallen goed

Slide 1 - Slide

wat was geen probleem van het Romeinse Rijk?
A
Romeinen vochten telkens metselaar om de macht
B
de grenzen werden niet goed bewaakt
C
er kwam minder belastinggeld binnen
D
de Carthagers hadden een deel van het Romeinse Rijk veroverd

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Slide

Tijdvak 3
  • Tijd van monniken en ridders
  • 500 - 1000
  • Vroege middeleeuwen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

Verval Romeinse Rijk
  • Volksverhuizingen bedreigen de grenzen
  • Romeinse leger was zwak
  • Keizers wisselen snel; generaals vechten om wie volgende keizer wordt
  • Plunderingen door andere volkeren

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Platteland 
  • Om veilig op het platteland te kunnen wonen, zochten veel kleine boeren bescherming bij een grotere boer in de buurt.
  • In ruil voor die bescherming moesten de kleine boeren hun grond afstaan aan de machtige boer.
  • Zo kregen sommige boeren veel grond in bezit: ze werden heer van een domein. 
  • De boeren werden horigen.

Slide 9 - Slide

Domein
  • Bestond uit:
  • (versterkte) boerderij van de heer
  • huizen van boeren
  • een kerk
  • landbouwgrond
  • bossen
  • soms een werkplaats of een molen

Slide 10 - Slide

Domein
  • 2 delen:
  • Een deel van de grond gebruikte de heer zelf.
  • Op het andere deel woonden boeren die in dienst waren van de heer: horigen.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Wie was de baas van een domein?
timer
0:20
A
Een horige
B
Een vrije boer
C
Een heer
D
De Romeinse keizer

Slide 13 - Quiz

Waaruit bestond een domein?
timer
0:20
A
Huizen van horigen
B
Hoeve van de heer
C
Landbouwgrond
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 14 - Quiz

noem het verschil tussen een horige en een vrije boer

Slide 15 - Open question

Leerdoelen
  • Aan het eind van deze paragraaf:Kun je uitleggen wat herendiensten zijn. 
  • Kun je nog 2 andere verplichtingen van horigen tegenover hun heer noemen. 
  • Weet je welke verplichting een vrije boer had tegenover de koning. 
  • Kun je 2 verschillende voorbeelden van voorrechten van een heer geven. 
  • Ken je de begrippen en de jaartallen uit deze paragraaf.

Slide 16 - Slide

Horigen
  • Waren niet vrij.
  • Mochten niet zonder toestemming van de heer van het domein af.
  • Pacht betalen voor gebruik van het land.
  • herendiensten verrichten. 

Slide 17 - Slide

Herendiensten
  • een of twee dagen per week op het land van de heer werken, bijv. ploegen.
  • hoeve van de heer onderhouden, bijv. hek repareren.

Slide 18 - Slide

Hofstelsel
Dit hele stelsel van heren, horigen en herendiensten noemen we het hofstelsel.

Alles draaide om het hof (de hoeve) van de heer.

Slide 19 - Slide

Vrije boeren
  • Niet alle boeren waren horigen geworden.
  • Sommige boeren waren nog vrij.
  • Zij hadden eigen grond.
  • Als vrije boer moest je verplicht meevechten in het leger van de koning.
  • De wapens moest jezelf betalen.

Slide 20 - Slide

Voorrechten
  • Rechten die een ander niet heeft.
  • Heren hadden voorrechten.
  • Zij hoefden een belasting betalen aan de kerk.
  • En beslisten of een horige mocht trouwen/ domein mocht verlaten.

Slide 21 - Slide

In het hofstelsel:
timer
0:20
A
geeft de heer bescherming aan de horige
B
moesten horigen herendiensten verrichten
C
geeft de horige een deel van de opbrengst van het land aan de heer
D
helpt de heer de horige op het land tijdens de oogsttijd

Slide 22 - Quiz

Het hofstelsel had als voordeel dat 'hij' zelf niet op het land hoefde te werken.

Wie is in bovenstaande zin 'hij'?
timer
0:20
A
Een horige
B
Een heer

Slide 23 - Quiz

Hoe noemen we de klusjes die de horige moest doen voor de landheer?
timer
0:20
A
Slavenarbeid
B
pacht
C
klusjes
D
herendiensten

Slide 24 - Quiz

Wat zijn herendiensten?
timer
0:20
A
Zo af en toe eens op bezoek gaan bij de heer
B
Klusjes doen voor de heer of het klooster
C
Gratis op het land van de heer wonen
D
Bescherming geven aan de horigen

Slide 25 - Quiz

Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’?
Kies het juiste antwoord.
timer
0:20
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden

Slide 26 - Quiz

Door het harde leven gingen veel mensen het christendom extra belangrijk vinden. Waarom was dat zo?
timer
0:20
A
De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood.
B
In de Bijbel staat hoe je betere medicijnen kunt maken en hoe je grotere oogsten kunt krijgen.
C
Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was wel genoeg voedsel.
D
Als je arm, maar goed geleefd had, werd je na je dood erg rijk in de hemel.

Slide 27 - Quiz

Welke stand was het belangrijkste in de Middeleeuwen?
timer
0:20
A
De 3e stand, de boeren zorgden immers voor voedsel
B
De 2e stand, de edelen zorgden immers voor bescherming.
C
De 1e stand, de geestelijken hadden immers contact met God.
D
Alle standen waren even belangrijk.

Slide 28 - Quiz

Sleep de teksten naar de juiste plek in de afbeelding
timer
1:00
Ik ben van adel
Ik ben een geestelijke
Ik betaal pacht
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand

Slide 29 - Drag question

Hoe heet het heilige boek van de moslims?
timer
0:20
A
De Bijbel
B
De Koran
C
De Thora

Slide 30 - Quiz

Op vrijdagmiddag komen moslims bijeen in hun gebedshuis.
Hoe heet dit gebedshuis?
timer
0:20
A
Een kerk
B
Een moskee
C
Een synagoge

Slide 31 - Quiz

Welke godsdienst is ouder?
timer
0:20
A
Christendom
B
Islam

Slide 32 - Quiz

Naar welke plaats moeten moslims een bedevaart maken?
timer
0:20
A
Mekka
B
Medina
C
Jeruzalem
D
Rome

Slide 33 - Quiz

In welke plaats kreeg Mohammed een boodschap van de engel Gabriel?
timer
0:20
A
Medina
B
Mekka
C
Jeruzalem
D
Rome

Slide 34 - Quiz

Naar welke plaats vlucht Mohammed?
timer
0:15
A
Mekka
B
Medina
C
Jeruzalem
D
Rome

Slide 35 - Quiz

Hoe gingen moslims om met de inwoners van de veroverde gebieden?
timer
0:20
A
Zij moesten verplicht moslim worden
B
Niet-moslims moeten een extra belasting betalen
C
Mensen mochten hun eigen geloof behouden
D
Niemand mocht meer varkensvlees eten

Slide 36 - Quiz

Welke gebieden veroverden moslims?
timer
0:20
A
Noord-Afrika
B
Midden-Oosten
C
Spanje
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 37 - Quiz

5 zuilen van de Islam

Slide 38 - Mind map

De stijging van de lanbouwopbrengsten kwam niet door..
A
Vernieuwingen in de landbouw
B
Meer mensen die werken op de landbouw
C
Ontginnen

Slide 39 - Quiz

Het drieslagstelsel zorgde voor een stijging van landbouwopbrengsten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quiz

De Hanze werd niet opgericht om de handel te beschermen en uit te breiden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 41 - Quiz

Wat is geen functie van de regels van het gilde?
A
Meesters maakten afspraken over de kwaliteit van de producten
B
Er wordt ervoor gezorgd dat de leden niet concurreerden
C
De leden steunen elkaar bij overlijden en ziekten
D
Om zonder regels alle ambachtslieden en kooplieden vrij te laten

Slide 42 - Quiz

De burgers van middeleeuwse steden werden machtiger
A
Waar
B
Niet waar

Slide 43 - Quiz