Leesvaardigheid les 28

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Hij is zo sterk als een beer.

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie

Hij is zo sterk als een beer

Hij wordt vergeleken met een beer.

Er is hier dus sprake van een vergelijking

De zon lachte hem toe.

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie

De zon lachte hem toe.

De zon krijgt menselijke eigenschappen toegekend, namelijk lachen.

Er is hier daarom sprake van personificatie.

Van veraf is die rots net een olifant

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie

Van veraf is die rots net een olifant

De rots wordt hier vergeleken met een olifant.

Er is hier dus sprake van een vergelijking

Annie kwam aanrijden in haar koekblik.

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie

Annie kwam aanrijden in haar koekblik

Alleen het beeld (koekblik) wordt genoemd.

Er is hier daarom sprake van een metafoor

Papier is geduldig.

1. vergelijking
2. metafoor
3. personificatie

Papier is geduldig

Het papier krijgt menselijke eigenschappen toegekend, namelijk geduldig

Er is hier daarom sprake van personificatie.