Beeldspraak les 1 vergelijking, metafoor en personificatie

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welk woord mist?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Wat weet je nog?

Welke drie stijlfiguren zijn gisteren besproken?

Slide 4 - Open question

Welke drie vormen van bijzondere opsommingen zijn er?

Slide 5 - Open question

Leg uit wat een vergelijking is en geef een voorbeeld

Slide 6 - Open question

Vergelijking, beeldspraak en personificatie

Slide 7 - Slide

Beeldspraak
- Vergelijking

- Metafoor

- Personificatie

Slide 8 - Slide

Vergelijking
- Je vergelijkt iets met iets anders omdat er overeenkomst is. Deze vorm is te herkennen aan als of een vorm van het werkwoord lijken.

Je kamer lijkt wel een zwijnenstal.

Slide 9 - Slide

Metafoor
- Je geeft iets de naam van iets anders omdat er overeenkomst is.

Ruim die zwijnenstal nou eens op.

Verschil vergelijking: het originele object wordt bij een metafoor niet genoemd

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Personificatie

- Je stelt iets levenloos voor als een levend wezen


Je kamer roept om een schoonmaakbeurt.


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Slide

Deze wet zal oplichters laten struikelen.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 15 - Quiz

Hij lacht als een boer met kiespijn.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 16 - Quiz

Die angsthaas durft helemaal niets.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 17 - Quiz

Papier is geduldig.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 18 - Quiz

Pieter is als een sluwe vos te werk gegaan.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 19 - Quiz

Zo'n etterbak moet streng gestraft worden.
A
Personificatie
B
Metafoor
C
Vergelijking

Slide 20 - Quiz

Annie kwam aanrijden in haar koekblik.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 21 - Quiz

Maak een zin met een vergelijking erin.

Slide 22 - Open question

Maak een zin met een personificatie erin.

Slide 23 - Open question

Maak een zin met een metafoor erin

Slide 24 - Open question