Taalverzorging 1.4 Persoonsvorm verleden tijd

Nederlands 
1.4 Persoonsvorm in de verleden tijd 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands 
1.4 Persoonsvorm in de verleden tijd 

Slide 1 - Slide

Te doen:
  • Terugblik
  • Oefenen persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • Doelen van de les
  • Instructie
     persoonsvorm verleden tijd
  • Aan de slag...
  • Evaluatie lesdoelen

Slide 2 - Slide

Terugblik
Vervang de persoonvorm voor

Lopen

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les weet je de rol van 't ex fokschaap bij vervoegingen van de persoonsvorm in de verleden tijd.
  • Aan het einde van de les weet je het verschil tussen zwakke- en sterke werkwoorden
  • Aan het einde van de les kan je het 't ex fokschaap toepassen. 

Slide 4 - Slide

't ex kofschip / 't sexy fokschaap 

Slide 5 - Slide

Regels 't ex fokschaap (te of de)
  1. Je neemt het hele werkwoord (bv. raken)
  2. Haal de 'en' eraf en kijk naar de laatste medeklinker (rak)
  3. Controleer of de laatste medeklinker (K) in het 't ex fokschaap staat.
  4. Staat de medeklinker in het 't ex fokschaap, dan komt er te of ten in de verleden tijd erbij
  5. Ik raakte of wij raakten

Slide 6 - Slide

De verleden tijd van
STUREN

A
stuurden
B
storen

Slide 7 - Quiz

De verleden tijd van
ETEN

A
aten
B
eetten

Slide 8 - Quiz

De verleden tijd van
SLAPEN

A
sliepen
B
slaapten

Slide 9 - Quiz

Zwakke werkwoorden
(te of de)
Sterke werkwoorden
(Klank)

Slide 10 - Slide

Sterke en zwakke werkwoorden
Verleden tijd
- achter een zwak werkwoord komt -te(n) of -de(n)
Voorbeeld: spelen - speelden
- een sterk werkwoord verandert van klank
Voorbeeld: lopen - liepen

Slide 11 - Slide

Quiz

Slide 12 - Slide

Sterke werkwoorden eindigen in de verleden tijd altijd op de(n) of te(n)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Bij sterke werkwoorden gebruik je altijd 't ex fokschaap om de juiste vervoeging in de verleden tijd te vinden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Bij zwakke werkwoorden haal je altijd de 'en' van het hele werkwoord eraf om te bepalen of er de(n) of te(n) achter moet komen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Bij toepassing van 't ex fokschaap kijk je alleen naar de medeklinkers.
t x f k ch p
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Beloofte is de juiste vervoeging in de verleden tijd omdat de F in het 't ex fokschaap staat.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Verleden tijd. Welke is goed?
LEREN
A
Ik leer
B
Ik leerde
C
Wij leerde
D
Ik leerden

Slide 18 - Quiz

Verleden tijd. Welke is goed?
STAAN
A
Ik stondde
B
Ik staade
C
Wij stond
D
Ik stond

Slide 19 - Quiz

Is het werkwoord in de verleden tijd
sterk of zwak?
KOKEN
A
sterk
B
zwak

Slide 20 - Quiz

Verleden tijd (VT).
Het vuur ... heel hard.
BRANDEN
A
brandt
B
brandde
C
brandden

Slide 21 - Quiz

Verleden tijd. Welke is goed?
Mijn vriendin ... naar Maastricht.
VERHUIZEN
A
verhuist
B
verhuisde
C
verhuiste
D
verhuisden

Slide 22 - Quiz

Verleden tijd. Welke is goed?
LACHEN
A
Ik lachte
B
Ik lach
C
Wij laggen
D
Ik lachde

Slide 23 - Quiz

Aan de slag
- maken opdrachten 1 t/m 9
blz. 278- 282

- Klaar, kom je werk laten controleren en afvinken
- oefenwerkblad

timer
15:00

Slide 24 - Slide

Evaluatie
  • Aan het einde van de les weet je de rol van 't ex fokschaap bij vervoegingen van de persoonsvorm in de verleden tijd.
  • Aan het einde van de les weet je het verschil tussen zwakke- en sterke werkwoorden
  • Aan het einde van de les kan je het 't ex fokschaap toepassen. 

Slide 25 - Slide

Ik vond deze les
A
Moeilijk
B
Makkelijk
C
Beetje moeilijk - beetje makkelijk

Slide 26 - Quiz