Toetsweek 2 T3 2122

Herhaling H3
H3.1, H3.2, H3.3 & H3.4
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling H3
H3.1, H3.2, H3.3 & H3.4

Slide 1 - Slide

Als je een product tegen een ander product ruilt zonder geld te gebruiken, dan
doe je aan….

Slide 2 - Open question

Wat voor nadelen heeft directe ruil vergeleken met indirecte ruil?

Slide 3 - Open question

Jurjen neemt bij een geldautomaat € 50 op. Welk gevolg heeft dit voor zijn hoeveelheid chartaal en giraal geld? Maak de zinnen compleet door het juiste woord te slepen.
De hoeveelheid chartaal geld van Jurjen...
De hoeveelheid giraal geld van Jurjen...
Blijft gelijk

Daalt
Stijgt

Slide 4 - Drag question

Wat voor nadelen heeft chartaal geld vergeleken met giraal geld?

Slide 5 - Open question

Sylvia en Sophie gaan samen uit eten en daarna naar de film. De vorige keer trakteerde Sylvia, dus deze keer betaalt Sophie. Welke geldfunctie herken je?

Slide 6 - Open question

Een positief saldo heet ook wel ...
A
In het rood staan
B
In de plus staan
C
Een debetsaldo
D
Een creditsaldo

Slide 7 - Quiz

Welke van de volgende beweringen zijn juist?
A
Als je je spaargeld snel moet kunnen gebruiken, kun je het beste een internetspaarrekening nemen
B
Bij een spaardeposito heb je te maken met een vaste rente.
C
De inflatie is altijd hoger dan de rente op spaarrekeningen.
D
De rente op een internetspaarrekening staat meestal vast.

Slide 8 - Quiz

Lees onderstaand bericht
Spaartegoed Nederlanders met € 4,5 miljard gegroeid


Nederlandse spaarders hadden eind 2015 ongeveer € 4,5 miljard meer op hun spaarrekening staan dan een jaar eerder.
Nederlanders sparen vooral om een buffer op te bouwen voor onverwachte uitgaven of voor speciale wensen zoals een vakantie, de aankoop van een woning of de studie van kinderen.

Slide 9 - Slide

Welke spaarmotieven werden in voorgaand bericht genoemd?

Slide 10 - Open question

Sleep de kenmerken naar de juiste plek
Spaarrekening
Spaardeposito
Vaste rente
Variabele rente
Rente over rente
Geld staat vast
Enkelvoudige rente
Samengestelde rente

Slide 11 - Drag question

Hoe noem je een consumptief krediet waarbij je met de bank een maximaal bedrag afspreekt dat je in het rood mag staan?
A
Doorlopend krediet
B
Hypothecaire lening
C
Persoonlijke lening
D
Salariskrediet

Slide 12 - Quiz

Hoe noem je een consumptief krediet waarbij je met de bank een looptijd afspreekt en betaalt in vaste termijnen voor rente en aflossing?
A
Doorlopend krediet
B
Hypothecaire lening
C
Persoonlijke lening
D
Salariskrediet

Slide 13 - Quiz

Waarom heeft een hypothecaire lening vaak een lagere rente dan een persoonlijke lening?

Slide 14 - Open question

Reken uit: Op een spaardeposito met enkelvoudige rente zet je € 1.000 tegen 2% rente. Hoeveel rente Krijg je in jaar 1? En hoeveel in jaar 2?

Slide 15 - Open question

Reken uit: Op een internetspaarrekening met samengestelde rente zet je € 24.000 tegen 0,35% rente. Hoeveel rente heb je na 6 jaar verdiend?

Slide 16 - Open question

Noem 2 delen die in de maandelijkse termijn van een lening zitten

Slide 17 - Open question

Noem een voordeel en een nadeel van beleggen tegenover sparen

Slide 18 - Open question

Als de spaarrente laag is, zijn er meer mensen die gaan beleggen. Geef hiervoor een verklaring.

Slide 19 - Open question

Geldkringloop

Slide 20 - Slide

Bedrijfskredieten
Consumptieve kredieten
Inkomens
Spaargeld
Consumptie-uitgaven

Slide 21 - Drag question

In 2012 kocht Joachim 500 aandelen ASML voor € 33 per stuk. Begin 2017 verkoopt hij de aandelen weer voor € 114 per stuk. Reken uit hoeveel euro hij aan zijn aandelen verdient heeft.

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Drag question

1 euro = 1,13 dollar
Hoeveel euro krijg je wanneer je $ 200 inwisselt met € 4 provisie?
A
€ 172,99
B
€ 173
C
€ 176,99
D
€ 177

Slide 24 - Quiz

Hoe ga je de toets tegemoet?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll