Taal blok 3 les 10

Werkwoorden, Lidwoorden & Zelfstandig naamwoorden
1 / 16
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkwoorden, Lidwoorden & Zelfstandig naamwoorden

Slide 1 - Slide

Werkwoorden, Lidwoorden & Zelfstandig naamwoorden

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Zwemmen is een werkwoord?
Ja
Nee

Slide 4 - Poll

Werkwoord
Een werkwoord is een woord dat aangeeft wat je doet.
Eten, drinken, tekenen.

Slide 5 - Slide

Verzin een werkwoord.

Slide 6 - Open question

Wat is het werkwoord in deze zin?: Loop ik morgen naar de stad?

Slide 7 - Open question

Zit er ook een lidwoord in de zin?: Loop ik morgen naar de stad?

Slide 8 - Open question

Lidwoord
er zijn drie lidwoorden: de, het & een
Staan altijd voor een zelfstandignaamwoord

Slide 9 - Slide

Wat hoort er voor het woord ''Paard'' te staan?
A
De
B
Het
C
Een

Slide 10 - Quiz

Wat hoort er voor het woord ''Steen'' te staan?
A
De
B
Het
C
Een

Slide 11 - Quiz

Zelfstandig Naamwoord
mensen, dieren of dingen

Opa is een zelfstandig naamwoord, want dat is een mens.
Paard is ook een zelfstandig naamwoord, want dat is een dier.
Ook kast is een zelfstandig naamwoord, want dat is een ding.

Slide 12 - Slide

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
eten
B
paard
C
maken
D
grote

Slide 13 - Quiz

Wat is een zelfstandig naamwoord
A
telefoon
B
dikke
C
luisteren
D
onder

Slide 14 - Quiz

Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
tekening
B
strooien
C
piet
D
chocolade letter

Slide 15 - Quiz

Werkblad maken
Klaar? Maak Taal Actief bladzijde 54,55,56 en 57

Slide 16 - Slide