Les 3 Omgaan met verschillen

Les 3a Omgaan met verschillen.
Boek Pedagogiek ho.3
1 / 17
next
Slide 1: Slide
PDOMBOStudiejaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les 3a Omgaan met verschillen.
Boek Pedagogiek ho.3

Slide 1 - Slide

Behandeld:
Profielboek Didactiek
Hoofdstuk 1. Voorbereiden van lesactiviteiten
             ~1.2 wordt niet in zijn geheel getoetst. Enkel de stof over het lvf. 

Huidig boek:
Profielboek Pedagogiek 
Ho. 3 Omgaan met verschillen 
Nog te behandelen:
Basisboek Didactiek, Organisatie en Communicatie 
Hoofdstuk 5. Als het anders gaat 
                            ~nb: 5.4 wordt niet getoetst~  
Toetsstof blok 6

Slide 2 - Slide

Doel van deze les
Aan het eind van deze les weet je
                                Doel van deze les:
 
Tijdens de les kun je: 
-theorie van de vorige les toepassen in de vragen.

Aan het einde van de les weet je
-hoe je een enquête moet maken met google forms.

Aan het eind van de les kun je:
-uitleggen wat het begrip diversiteit inhoudt; 
-weet je waar je referentiekader door opgebouwd is en
-vertellen wat het inclusiemodel is en hier een voorbeeld van noemen.

Slide 3 - Slide

Als een school een klas indeelt op vmbo basis, kader of theoretische leerweg niveau. Hoe noemen we deze differentiatie dan?
A
Microniveau
B
Macroniveau

Slide 4 - Quiz

Welke vorm van differentiatie is van toepassing op het reguliere basisonderwijs en sbo?
A
Convergente differentiatie
B
Divergente differentiatie

Slide 5 - Quiz

Iemand die graag zelfstandig werkt en goed kan reflecteren op zijn/haar/het eigen handelen is volgens Gardner sterk in welke intelligentie?
A
Interpersoonlijk
B
Intrapersoonlijk
C
Logisch mathematisch
D
Verbaal linguïstisch

Slide 6 - Quiz

Bij welke intelligentie past volgens Gardner het beste bij het beroep schrijver?
A
Logisch mathematisch
B
Verbaal linguïstisch
C
Visueel ruimtelijk
D
Lichamelijk motorisch

Slide 7 - Quiz

                                          IO1-3 Enquête   
Wil je graag informatie over het pedagogisch klimaat in een groep, dan kun je een enquête afnemen.

In een enquête worden vragen gesteld waardoor kinderen kunnen aangeven hoe zij denken over de sfeer in de groep.
Een enquête kun je maken in Google forms.
Vragen kun je halen uit IO 1-03 en eventueel maken met je PO.

Slide 8 - Slide

                                     Diversiteit -> verschillen tussen mensen

Opdracht: kijk de klas eens rond en bedenk voor jezelf drie punten waarop jullie verschillen.

Bespreek de punten.   

De docent maakt drietallen. Bespreek de volgende twee punten en koppel dat terug aan de groep.

- Hoe ga jij op stage om met verschillen in jouw klas?
- Waarom vind jij het belangrijk om rekening te houden met de verschillen in jouw klas?


3.1 Overeenkomsten en verschillen.

Slide 9 - Slide

                                            Referentiekader

Waar denk jij aan als het gaat over pakjesavond? 
Jouw beeld hiervan is opgebouwd uit herinneringen uit jouw eigen situatie. Dat noem je jouw referentiekader.

Jouw referentiekader verandert voortdurend door de dingen die je meemaakt, de mensen die je leert kennen en de kennis die je opdoet.

3.1 Overeenkomsten en verschillen.

Slide 10 - Slide

                                           Waarden en normen

Waarden zijn ideeën over wat goed en minder goed gedrag is.

Normen zijn regels die zijn ontstaan vanuit een waarde

Bijvoorbeeld:
Waarde: je steelt niet van een ander.
Norm: stelen is verboden. Overtreed je die wet, dan volgt er een straf. 

3.1 Overeenkomsten en verschillen.

Slide 11 - Slide

                                            Eens       of      oneens
                                            Staan                 zitten

Stellingen: 
1.  ik behandel al mijn leerlingen hetzelfde.
2.  ik behandel een ander zoals ik zelf behandeld wil worden.
3.  goed naar jezelf kunnen kijken is een belangrijke voorwaarde om
      in het onderwijs te werken.   
4. je hoort je altijd te houden aan de regels die gelden binnen de
     school. Ook al ben je het er niet mee eens.
5. het is belangrijk dat leerlingen mij aardig vinden.
6. ingaan op een kinderfeestjes-uitnodiging als onderwijsassistent is leuk voor het
     kind en moet je doen.
7. ik woon in een straat waar ook leerlingen van mij wonen. Met Oud en Nieuw steek
     ik illegaal vuurwerk af waar zij bijzijn. Ik ben dan in mijn privé tijd.

 3.1 Overeenkomsten en verschillen.

Slide 12 - Slide

                                                Casus
Mees zit drie weken in groep 1. In deze drie weken is Mees nog niet op tijd naar school gebracht door één van zijn ouders.

Hij heeft op de donder- en vrijdag geen gymspullen mee én hij had voor handvaardigheid geen schoendendoos meegenomen. Dit laatste was duidelijk aangegeven in de Parro-app van school. 

Alle leerlingen krijgen, wanneer ze beginnen in groep 1, een brief mee naar huis waarin alles is uitgelegd.  

Vraag: wat komt er in jou op als je deze situatie leest?
 
3.1 Overeenkomsten en verschillen.

Slide 13 - Slide

                                                Achtergrondinformatie


Mees wordt door zijn moeder opgevoed. Vader is niet in beeld.
Moeder werkt veel om het hoofd boven water te houden.
Mees gaat niet naar de kinderopvang. Daar is geen geld voor.

De groepsleerkracht heeft Mees een briefje meegegeven dat hij zijn gymspullen moest meenemen.

Wanneer de groepsleerkracht de moeder uitnodigt en de zus van moeder komt mee, komt ze er achter dat de moeder analfabeet is. Ze kan niet lezen en schrijven.

Vraag: welke rol speelde jouw referentiekader? 
3.1 Overeenkomsten en verschillen.

Slide 14 - Slide

                                                    Inclusiemodel

Hierbij wordt steeds gezocht naar de obstakels waardoor personen er niet bij horen (dus wat is de reden dat deze personen er niet bij horen), om deze vervolgens te helpen oplossen.

Doel is dat iedereen, ook mensen met een beperking, deel uitmaken van het leven dat we leiden in onze samenleving.
Vroeger werden mensen met beperkingen letterlijk ‘weggestopt’ in de bossen, nu leven ze midden in de samenleving.

Voorbeeld: leerlingen met downsyndroom starten nu vaker in het regulier basisonderwijs. 


3.1 Overeenkomsten en verschillen.

Slide 15 - Slide

Wat zou jij doen?
3.1 Overeenkomsten en verschillen.
Wat speelt een rol bij jouw keuze?

Slide 16 - Slide


Huiswerk voor komende week:
-Lees paragraaf 3.1




                                                                      ~Succes~


Slide 17 - Slide