Les 3 Omgaan met verschillen

Les 3a Omgaan met verschillen.
Boek Pedagogiek ho.3
1 / 10
next
Slide 1: Slide
PDOMBOStudiejaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les 3a Omgaan met verschillen.
Boek Pedagogiek ho.3

Slide 1 - Slide

Behandeld:
Profielboek Didactiek
Hoofdstuk 1. Voorbereiden van lesactiviteiten
             ~1.2 wordt niet in zijn geheel getoetst. Enkel de stof over het lvf. 

Huidig boek:
Profielboek Pedagogiek 
Ho. 3 Omgaan met verschillen 
Nog te behandelen:
Basisboek Didactiek, Organisatie en Communicatie 
Hoofdstuk 5. Als het anders gaat 
                            ~nb: 5.4 wordt niet getoetst~  
Toetsstof blok 6

Slide 2 - Slide

Doel van deze les
Aan het eind van deze les weet je
                                Doel van deze les:
 
Tijdens de les kun je: 
-theorie van de vorige les toepassen in de vragen.

Aan het einde van de les weet je
-hoe je een enquête moet maken met google forms.

Aan het eind van de les kun je:
-uitleggen wat het begrip diversiteit inhoudt; 
-weet je waar je referentiekader door opgebouwd is en
-vertellen wat het inclusiemodel is en hier een voorbeeld van noemen.

Slide 3 - Slide

                                     

Diversiteit -> verschillen tussen mensen

Opdracht: kijk de klas eens rond en bedenk voor jezelf drie punten waarop jullie verschillen.

Bespreek de punten.   

Overeenkomsten ---> om het samenwerken te bevorderen.
 


3.1 Overeenkomsten en verschillen.

Slide 4 - Slide

                                            Referentiekader

Waar denk jij aan als het gaat over pakjesavond? 
Jouw beeld hiervan is opgebouwd uit herinneringen uit jouw eigen situatie. Dat noem je jouw referentiekader.

Jouw referentiekader verandert voortdurend door de dingen die je meemaakt, de mensen die je leert kennen en de kennis die je opdoet.

3.1 Overeenkomsten en verschillen.

Slide 5 - Slide

                                           Waarden en normen

Waarden zijn ideeën over wat goed en minder goed gedrag is.

Normen zijn regels die zijn ontstaan vanuit een waarde

Bijvoorbeeld:
Waarde: je steelt niet van een ander.
Norm: stelen is verboden. Overtreed je die wet, dan volgt er een straf. 

3.1 Overeenkomsten en verschillen.

Slide 6 - Slide

                                            Eens       of      oneens
                                            Staan                 zitten

Stellingen: 
1.  ik behandel al mijn leerlingen hetzelfde.
2.  ik behandel een ander zoals ik zelf behandeld wil worden.
3.  goed naar jezelf kunnen kijken is een belangrijke voorwaarde om
      in het onderwijs te werken.   
4. je hoort je altijd te houden aan de regels die gelden binnen de
     school. Ook al ben je het er niet mee eens.
5. het is belangrijk dat leerlingen mij aardig vinden.
6. ingaan op een kinderfeestjes-uitnodiging als onderwijsassistent is leuk voor het
     kind en moet je doen.
7. ik woon in een straat waar ook leerlingen van mij wonen. Met Oud en Nieuw steek
     ik illegaal vuurwerk af waar zij bijzijn. Ik ben dan in mijn privé tijd.

 3.1 Overeenkomsten en verschillen.

Slide 7 - Slide

                                                    Inclusiemodel

Hierbij wordt steeds gezocht naar de obstakels waardoor personen er niet bij horen (dus wat is de reden dat deze personen er niet bij horen), om deze vervolgens te helpen oplossen.

Doel is dat iedereen, ook mensen met een beperking, deel uitmaken van het leven dat we leiden in onze samenleving.
Vroeger werden mensen met beperkingen letterlijk ‘weggestopt’ in de bossen, nu leven ze midden in de samenleving.

Voorbeeld: leerlingen met downsyndroom starten nu vaker in het regulier basisonderwijs. 


3.1 Overeenkomsten en verschillen.

Slide 8 - Slide

Wat zou jij doen?
3.1 Overeenkomsten en verschillen.
Wat speelt een rol bij jouw keuze?

Slide 9 - Slide


Huiswerk voor komende week:
-Lees paragraaf 3.1




                                                                      ~Succes~


Slide 10 - Slide