VEI Formatief Ordening 2020/2021

Zijn alle cellen hetzelfde?
A
ja
B
nee
1 / 49
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Zijn alle cellen hetzelfde?
A
ja
B
nee

Slide 1 - Quiz

Soort
Stam
Rijk
Orde
Geslacht
Familie
Klasse

Slide 2 - Drag question

Een bacterie bestaat uit:
A
1 cel
B
2 cellen
C
meer cellen

Slide 3 - Quiz

Dit is een microscopische afbeelding van...
A
Plantaardige cellen
B
Dierlijke cellen
C
Bacteriën
D
Schimmelcellen

Slide 4 - Quiz

Hebben cellen van mensen andere kenmerken dan cellen van dieren?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Dit is een microscopische afbeelding van...
A
Plantaardige cellen
B
Dierlijke cellen
C
Bacteriën
D
Schimmelcellen

Slide 6 - Quiz

Een weefsel is ...
A
.. een groep cellen met een bepaalde bouw en functie
B
.. een groep cellen met een bepaalde functie
C
.. een groep cellen met een bepaalde bouw
D
.. een groep cellen

Slide 7 - Quiz

Cellen van schimmels hebben celkernen?
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Dierlijke cellen hebben een...
A
Celwand
B
Celmembraan
C
Vacuole
D
Bladgroenkorrels

Slide 9 - Quiz

Om cellen van schimmels bevinden zich celwanden?
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Cellen van planten hebben altijd bladgroen
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Wat zie je op deze afbeelding?
A
één cel, meerder weefsels
B
meerdere cellen, één weefsel
C
meerdere cellen, meerdere weefsels
D
één cel, één weefsel

Slide 12 - Quiz

De cellen van een waterlelie hebben een celwand
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Rode bloedcellen zijn dierlijke cellen, hebben ze een celwand?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Zowel planten- als dierlijke cellen hebben een celmembraan
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Voedselproductie door...
A
Bacteriën
B
Schimmels

Slide 16 - Quiz

Voedselproductie door...
A
Bacteriën
B
Schimmels

Slide 17 - Quiz

Voedselproductie door...
A
Bacteriën
B
Schimmels

Slide 18 - Quiz

Champignons zijn eetbare schimmels.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Schimmels zijn ééncellig
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Welke organismen zijn micro-organismen?
A
bacteriën
B
bacteriën en virussen
C
schimmels
D
bacteriën, schimmels en virussen

Slide 21 - Quiz

Schimmels bestaan uit draden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

welk rijk heeft GEEN celkern
A
bacteriën
B
schimmels
C
planten
D
dieren

Slide 23 - Quiz

In welke rijken komen eencellige organismen voor?
A
Planten, bacterien en dieren
B
Planten, bacterien, dieren en schimmels.
C
schimmels en bacterien
D
planten en schimmels

Slide 24 - Quiz

Welke 4 rijken kennen we?
A
Dieren, schimmels, planten, bacteriën
B
Schimmels, mensen, planten dieren

Slide 25 - Quiz

alle organismen hebben:
A
bladeren
B
dezelfde levenskenmerken
C
schimmels
D
ledematen

Slide 26 - Quiz

Hoe planten schimmels zich voort?
A
Schimmeldraden
B
Sporen
C
Zaden

Slide 27 - Quiz

Welke uitspraak over bacterieen en schimmels is juist?
A
Schimmels en bacterieen groeien niet op vochtige plaatsen
B
Schimmels en bacteriën zijn altijd ongezond in voedingsmiddelen
C
Schimmels en bacteriën groeien snel in een warme omgeving
D
Schimmels en bacteriën zijn altijd zichtbaar op voedingsmiddelen.

Slide 28 - Quiz

Deze afbeelding is een foto van coccen. Coccen zijn eencellige organismen zonder kern. Tot welke van de vier rijken behoren coccen?
A
Bacterien
B
Schimmels
C
Planten
D
Dieren

Slide 29 - Quiz

Bacterien hebben celwanden maar geen celkernen en bladgroenkorrels
A
Onjuist
B
Juist

Slide 30 - Quiz

Welke
planthoofdgroep
zie je?
A
Mos
B
Algen/Wieren
C
Paardenstaart
D
Varen

Slide 31 - Quiz

Welke
planthoofdgroep
zie je?
A
Zaadplant
B
Mos
C
Wieren
D
Paardenstaart

Slide 32 - Quiz

Een dennenappel is een voorbeeld van een...
A
Naaktzadige
B
Bedektzadige
C
Algen of wieren
D
Sporenplanten

Slide 33 - Quiz

Bij welke afdeling komen eencellige planten voor?
A
wieren (algen)
B
sporenplanten
C
zaadplanten

Slide 34 - Quiz

Tot welke afdeling hoort een plant met bloemen?
A
Zaadplanten
B
Sporenplanten
C
Wieren

Slide 35 - Quiz

Hebben alle planten ook bloemen?
A
Alleen de zaadplanten
B
De zaadplanten en de sporeplanten
C
De zaadplanten, sporeplanten en wieren
D
Alleen de naaktzadigen

Slide 36 - Quiz

Bij welke afdelingen zijn de dieren veelzijdig symmetrisch
A
holtedieren en wormen
B
holtedieren en stekelhuidigen
C
stekelhuidigen en wormen
D
eencelligen en holtedieren

Slide 37 - Quiz

Bij welke afdelingen zijn de dieren niet symmetrisch
A
eencelligen, weekdieren en wormen
B
weekdieren, stekelhuidigen en holte dieren
C
eencelligen, sponzen en wormen
D
eencelligen en sponzen

Slide 38 - Quiz

Afdelingen met een inwendig skelet zijn
A
stekelhuidigen en gewervelden
B
weekdieren en gewervelden
C
geleedpotigen en gewervelden
D
stekelhuidigen en geleedpotigen

Slide 39 - Quiz

Hoeveel poten hebben de kreeftachtigen?
A
6 poten
B
8 poten
C
10 poten
D
2 poten per segment

Slide 40 - Quiz

Welk dier is warmbloedig?
A
alleen de ijsvogel
B
de ijsvogel en de vleermuis
C
de ijsvogel, de vleermuis en de pinguin
D
alle vier

Slide 41 - Quiz

Tot welke groep van de gewervelden behoort een ringslang?
A
reptielen
B
amfibieën
C
zoogdieren
D
vogels

Slide 42 - Quiz

In welke groep(en) halen de dieren adem met longen?
12
A
alleen zoogdieren
B
vogels en zoogdieren
C
reptielen, vogels en zoogdieren
D
amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren

Slide 43 - Quiz


Wie legt eieren zonder schaal om zich voort te planten?
A
vissen en reptielen
B
reptielen en amfibieën
C
amfibieën en vissen
D
vissen, amfibieën en reptielen

Slide 44 - Quiz

Ademen door de huid
Welke groep kan dat?
A
Vissen
B
Amfibieën
C
Reptielen
D
Zoogdieren

Slide 45 - Quiz

Om organismen in een RIJK te kunnen indelen kijk je naar drie eigenschappen
A
celkern-celwand-bladgroenkorrels
B
eencellig-meercellig-geen cellen
C
beweegt wel-beweegt niet-kan lopen
D
warm-koud-lauw

Slide 46 - Quiz

Horen de SPONZEN bij het plantenrijk of bij het dierenrijk?
A
Plantenrijk
B
Dierenrijk

Slide 47 - Quiz

Het plantenrijk verdeel je in 3 STAMMEN. Welke zijn dit?
A
naaktzadigen en bedektzadigen en planten zonder zaden
B
waterplanten en landplanten en oeverplanten
C
wieren, sporenplanten, zaadplanten
D
bomen, struiken, grassen

Slide 48 - Quiz

Tot welke STAM behoren de SLANGEN?
A
Wormen
B
weekdieren
C
Gewervelden
D
Geleedpotigen

Slide 49 - Quiz