Maak op blz. 29-31 in je werkboek opdracht 1, 2, 5 en 8.
Gebruik daarbij de tekst in je leerboek op blz. 24 en 25.
Je hebt 15 minuten de tijd.
Je mag zachtjes overleggen.
Klaar? Ga alvast aan de slag met de oefenopdrachten over hoofdstuk 2 op blz. 34-36 in je werkboek.