Luister en kijk naar het filmpje (de volgende slide). Richt je aandacht op het commentaar van de sportcommentator Hans van Zetten.
Kijkopdracht: Hans van Zetten gebruikt twee verschillende omschrijvingen voor Epke Zonderland. Noteer beide omschrijvingen.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Welke twee beschrijvingen gebruikte Van Zetten?
Slide 11 - Open question
Opvallende stijl
woordspeling:
Ik ben rijp voor een inrichting (IKEA)
Er gaat niets boven Groningen (gemeente Groningen)
Hans Anders. Alleen de prijs is anders.
Slide 12 - Slide
Opvallende stijl
Korte onvolledige zinnen
Vaak worden er woorden weggelaten.
Dat noem je een ellips.
Steeds verrassend, altijd voordelig. (Kruidvat)
Shoot it. Save it. Share it. (iPhone)
Slide 13 - Slide
Opvallende stijl
In zakelijke teksten vaak géén opvallende stijl.
Wel in blogs, tweets, columns, songteksten...
In zakelijke teksten soms in de afsluiting wel:
Kortom: de kantine kan voortaan zonder cola.
Mijn conclusie: Rutte is uitgeregeerd.
Slide 14 - Slide
Opvallende stijl
Woordspelingen kom je ook wel veel tegen in krantenkoppen:
Tennisclub wil geen eikels op de baan.
Twents ziekenhuis snijdt in eigen personeel.
Buschauffeur rijdt dronken kinderen rond.
Politie treedt op bij popfestival.
Slide 15 - Slide
STIJLFIGUREN
Gebruik je om indruk te maken op een luisteraar of lezer en extra de aandacht te trekken
Het zijn taalmiddelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken.
Slide 16 - Slide
Hyperbool
Een hyperbool is een sterke overdrijving.
Als je je erg inspant:
"Ik ga dood!!"
Je moet een half uurtje wachten:
"Ik sta hier al eeuwen!"
Slide 17 - Slide
Eufemisme
Verzachtende omschrijving die een beetje verstopt wat iets eigenlijk betekent. Vaak met een taboe.
Voorbeelden voor dood:
heengaan
inslapen
naar een betere wereld gaan
Slide 18 - Slide
Dysfemisme
Omschrijving die iets erger of sterker maakt.
Wat voor vreten staat er nu weer op tafel?
Sigaret - kankerstokje
Drinken - zuipen
Slide 19 - Slide
Pleonasme
Bij een pleonasme:
* wordt een eigenschap van iets dubbel uitgedrukt.
* bestaat uit twee woordsoorten, vaak een bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord drukt een eigenschap uit die al besloten ligt in het zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld: witte sneeuw. Sneeuw is altijd wit, dus dit bijvoeglijk naamwoord is dubbelop.
Slide 20 - Slide
Voorbeelden pleonasme:
groen gras
ronde bal
mondeling gesprek
hoekig vierkant
houten boomstam
Slide 21 - Slide
Tautologie
Een tautologie is:
* een combinatie van woorden die hetzelfde uitdrukken.
* het zijn twee woorden van dezelfde woordsoort, bijvoorbeeld:
- twee bijvoeglijk naamwoorden,
- twee zelfstandige naamwoorden of
- twee bijwoorden.
* Tussen de woorden in staat meestal een voegwoord, zoals en of of.
* Voorbeeld: verheugd en blij / bont en blauw / bedroefd en verdrietig.
Slide 22 - Slide
Voorbeelden van tautologieën
Veel voorkomende, geaccepteerde tautologieën:
never nooit (niet)
pracht en praal
vast en zeker
één en hetzelfde
leugen en bedrog
Slide 23 - Slide
Opvallende stijl
alliteratie:
De medeklinkers aan het begin van het woord zijn gelijk.
Melk, de witte motor.
Heerlijk, helder, Heineken.
Slide 24 - Slide
Aan het werk
1. Lezen theorie blz 37,38,39
2.Je maakt 5.3 (pag. 40 & 41).
Slide 25 - Slide
FOCUS
Slide 26 - Slide
Tweetallen:
Maak de stijl helder, afwisselend en correct --> Schrijf de tekst allebei in je eigen schrift.