SW12-22 Nederlands niveau 3 woordenschat-ondw-hfdgedachte-vaktaal

Moeilijk woord? Geen woordenboek...
Ahhh...Wat nu?
Je kunt meerdere antwoorden geven!
1 / 29
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Moeilijk woord? Geen woordenboek...
Ahhh...Wat nu?
Je kunt meerdere antwoorden geven!

Slide 1 - Mind map

Wist je dat.....

Slide 2 - Slide

Het onderwerp van een tekst is de .....
A
beschrijving van de tekst in één woord of paar woorden.
B
kortst mogelijke samenvatting van een tekst.

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

Tekst
Waar
Niet waar
Om het onderwerp te vinden moet je wel de hele tekst lezen!
Het onderwerp is de kortst mogelijke samenvatting van de tekst.
Je hebt het onderwerp en de hoofdgedachte gevonden na het skimmen en scannen.
Het onderwerp vind je vaak in de titel of begin van de tekst 

Slide 5 - Drag question

Waar vind je de meest betrouwbare informatie? Waarom?
A
Facebook
B
Nu.nl (krant online)
C
Papieren krant
D
Internet

Slide 6 - Quiz

Doel tekst:
Informeren
Overtuigen
Overhalen
Instructie
Marktplaats
kookrecept
Volkskrant
ingezonden brief
gebruiksaanwijzing
folder Etos
folder Stichting Veilig Thuis
betoog gezond eten

Slide 7 - Drag question

Loonsverhoging
Wat weet je hiervan?

Slide 8 - Mind map

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Loonsverhoging,
moeilijke woorden?

Slide 11 - Mind map

Wat voor een tekstsoort is dit?
A
nieuwsbericht
B
voorlichtingsfolder
C
reclame
D
materiaal uit een leerboek

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp van deze tekst?
(zie vragen tekst)
A
een aantal handige tips voor loonsverhoging
B
loonsverhoging
C
wat wel/niet doen om loonsverhoging te krijgen

Slide 13 - Quiz


Wat is het schrijfdoel?
A
overtuigen (betogen)
B
instrueren
C
mening geven
D
informeren

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Welke van de onderstaande woorden zijn signaalwoorden?
A
desondanks, alhoewel
B
daarna, vervolgens
C
zodat, dus
D
deze, die, dit, dat

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Vaktaalwoorden kinderopvang. Je kunt er meerdere in het zelfde vakje invullen voordat je hem inlevert.
(en evt. toevoegen aan je woordenschatdossier)

Slide 20 - Open question

Thuistaal
Schooltaal
Vaktaal
opvolgmelk
overdrachtsdocument
VVE
samenvatten
verklaren
verwerken
munne vriend
verdo...* die sh....* docent 
tering zooi
patta

Slide 21 - Drag question

Hoe vond je het om op deze manier te kijken wat je nog weet?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Slide 23 - Slide

1. In de eerste zin staat het woord ‘aanzienlijk’. In diezelfde alinea staat een woord dat ongeveer hetzelfde betekent. Welk woord is dat?

Slide 24 - Open question

2. In de tweede zin staat het woord ‘voornamelijk’. In diezelfde alinea staat een woord dat ongeveer hetzelfde betekent. Welk woord is dat?

Slide 25 - Open question

3. Wat betekent het woord ‘voornamelijk’ dus, denk je?

Slide 26 - Open question

4a. Leid de betekenis van de onderstreepte woorden af uit de tekst. Omschrijf deze betekenis in je eigen woorden.

Preventie:

Slide 27 - Open question

4b. Leid de betekenis van de onderstreepte woorden af uit de tekst. Omschrijf deze betekenis in je eigen woorden:

escaleert/escaleren

Slide 28 - Open question

4c. Leid de betekenis van de onderstreepte woorden af uit de tekst. Omschrijf deze betekenis in je eigen woorden:

kampt met / kampen met

Slide 29 - Open question