1. Mensen verlangen naar wat schaduw.
2. Aan de eerlijkheid van Job hoef je niet te twijfelen.
3. Zou zij ook van dat Italiaanse ijs houden?
4. Hij wachtte op haar op het station.
5. De verliezer schikte zich teleurgesteld in zijn lot.
6. Over de nieuwe maatregelen laten wij ons niet uit.
7. Voor de bliksem was ik vroeger nogal bang.
8. Zij zijn heel blij met de geboorte van hun dochtertje.
9. De voorzitter reikte haar gisteren de prijs uit op televisie.
10. Tijdens de wedstrijd ergerden de spelers zich aan de spreekkoren.