Thema 15 overtuigen introductie

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Maandag 15 maart 2021

Goedemorgen V1a,

Welkom in de les!

Wat gaan we doen?

- een woordweb maken

- nieuwe woorden leren bij thema 15 (overtuigen) 

- opdrachten in je boek maken

Heb je een vraag? Stel ze gerust!

Lesdoelen

Na de les - heb je nieuwe woorden geleerd die horen bij het 

                        thema "overtuigen".

                     - kun je zinnen maken met die nieuwe woorden

Mening geven en overtuigen

De groepen en kleuren

Groep 1: Yannis-Destiny, Shahed-Gerrit, Ege-Gonzalo

Groep 2: Hala-Sinit, Dinar-Renad, Melat-Kama

Groep 3: Siem-Talha, Raha-Rafaela, 

Groep 4: voor alle leerlingen!

Groepen

Zo ziet het eruit. Kijk goed welke kleur de opdracht heeft en/of jouw naam erbij staat. Dat zie je links onder op de dia.

Werk samen met je maatje.

Woorden

Lees de uitleg van alle woorden.

Maak alleen de opdrachten van jouw kleur!

Ik ga nu de les met jullie delen.

Veel succes en plezier met de opdrachten!!

het geschenk

het cadeau

iets wat je aan iemand geeft of wat je van iemand krijgt

Maak een zin met het woord
"geschenk".

het interview

een gesprek waarin een persoon vragen stelt aan een of meer anderen.

Maak een zin met het woord
"interview".

het strand

een stuk met zand of stenen aan de rand van een zee of meer

Maak een zin met het woord
"strand".

de taart

zoet gebakken lekkers, meestal rond en met slagroom

Maak een zin met het woord
"taart".

trainen

oefenen om beter te worden, bijvoorbeeld bij sport

Maak een zin met het woord
"trainen".

herstellen

weer goed en gezond worden

weer beter worden             v e r b e t e r e n 

                                                                    iets wat kapot is weer maken

Maak een zin met het woord
"herstellen".

geleidelijk

langzaamaan

met kleine stapjes

Maak een zin met het woord
"geleidelijk".

zelden

bijna nooit

Maak een zin met het woord
"zelden".

ongetwijfeld

zeker, zonder twijfel

Maak een zin met het woord
"ongetwijfeld".

leiden

in een bepaalde richting gaan

de baas over iets zijn, de leiding hebben

de voorste zijn in een wedstrijd

Maak een zin met het woord
"leiden".

plaatsvinden

gebeuren

Maak een zin met het woord
"plaatsvinden".

tegenwoordig

nu 

op dit moment

Maak een zin met het woord
"tegenwoordig".

beperkt

een klein aantal

niet veel

Maak een zin met het woord
"beperkt".

verlopen

                   voorbijgaan                                        niet meer geldig

de online lesdag is goed verlopen     mijn paspoort is verlopen

Maak een zin met het woord
"verlopen".

Maak oefening 

1, 2 en 3 op bladzijde 

105 en 106 van je boek.

Werk samen!!!

BEN JE KLAAR?

Zet de woorden van bladzijde 105 in de juiste kolom.

Zet een kruisje voor de woorden die je al kent.

Gebruik het blaadje dat je van mij krijgt.

Noem minstens twee dingen die je hebt geleerd in deze les.

Noem een verbeterpunt voor deze les.