DISK - Thema 15 deel 1

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema  Overtuigen.


1 / 20
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema  Overtuigen.


Slide 1 - Slide

Aanwezigheid
  • Laten zien dat je er bent.
  • Als je er bent, ben je aanwezig.
  • Zin: De docent controleert de aanwezigheid van de leerlingen.

Slide 2 - Slide

Beperkt
  • Niet meer dan zoveel.
  • Het zegt iets over hoeveel er nog is. 
  • Zin: Het aantal kaartjes voor het concert is beperkt

Slide 3 - Slide

Geleidelijk
  • Iets wat langzaam veranderd.
  • Rustig
  • zin: Geleidelijk wen ik aan het weer in Nederland.

Slide 4 - Slide

effectief
  • het heeft precies het gevolg dat je wilde;
  • je hebt een plan bedacht en het heeft de perfecte uitkomst;
  • effectief: het heeft het juiste effect.
  • Zin: De reclame is erg effectief. Veel mensen kopen nu dit product.

Slide 5 - Slide

ongetwijfeld
  • zonder twijfel;
  • beslist;
  • zeker weten
  • zin: Naar een nieuwe school gaan, is ongetwijfeld een beetje spannend!

Slide 6 - Slide

Maak de zin af:
Het is heel effectief om ....

Slide 7 - Open question

In welke zin wordt een voorbeeld gegeven van het woord effectief?
A
Ik heb de reclame gezien. Ik wil dit product niet kopen.
B
Ik heb de reclame gezien. Ik wil dit product misschien kopen.
C
Ik heb de reclame gezien. Ik wil dit product waarschijnlijk kopen.
D
Ik heb de reclame gezien. Ik wil dit product zeker weten kopen.

Slide 8 - Quiz

Wat betekent:
aanwezigheid
A
als eerste
B
op je plaats
C
er zijn
D
controle van de docent

Slide 9 - Quiz

Welk woord kan je ook schrijven in plaats van geleidelijk?
Als het winter wordt, wordt het geleidelijk eerder donker in de avond en langer donker in de ochtend.
A
eigenlijk
B
langzaamaan
C
beperkt
D
precies

Slide 10 - Quiz

Als ik naar een andere school ga, ga ik dit ongetwijfeld missen!

Slide 11 - Open question

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 12 - Slide

Wil jij mijn tas even op de grond ..... want ik heb last van mijn rug.

Slide 13 - Open question

Ik kan hem er niet van .... om de nieuwste iPhone te kopen.

Slide 14 - Open question

Hij heeft een goed gevoel voor .... . Je kunt altijd erg met hem lachen.

Slide 15 - Open question

Ik heb mijn tijd goed ingedeeld. Ik had veel werk, moest veel doen en toch heb ik nog tijd over voor iets leuks. Ik ben...............bezig geweest!

Slide 16 - Open question

Weet jij hoe .... de Poldertoren is?

Slide 17 - Open question

Zinnen maken

Maak zinnen met de woorden.
Regels:
- denk aan de leestekens en hoofdletters;
- je schrijft minimaal 3 zinnen


Slide 18 - Slide

Beter Nederlands

  • Doel: Je weet wat vraagwoorden zijn.
  • Nakijken oefening 1 t/m 6
  • LessonUp afmaken
  • Huiswerk voor maandag
    4 oktober: Oefening 7 t/m 10.

Slide 19 - Slide

Disk
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema Overtuigen.


Slide 20 - Slide