Grammatik Kapitel 2
1 / 24
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Zwakke werkwoorden
Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
reden du ...
Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
reden du ...
Slide 2 - Open question
Zwakke werkwoorden
Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
wohnen ich ...
Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
wohnen ich ...
Slide 3 - Open question
Zwakke werkwoorden
Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
arbeiten er ...
Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
arbeiten er ...
Slide 4 - Open question
Kloktijden
Schrijf in het Duits op hoe laat het is. Begin met Es ist.. Je mag cijfers gebruiken.
13:25 Uhr
Schrijf in het Duits op hoe laat het is. Begin met Es ist.. Je mag cijfers gebruiken.
13:25 Uhr
Slide 5 - Open question
Kloktijden
Schrijf in het Duits op hoe laat het is. Begin met Es ist.. Je mag cijfers gebruiken.
18:10 Uhr
Schrijf in het Duits op hoe laat het is. Begin met Es ist.. Je mag cijfers gebruiken.
18:10 Uhr
Slide 6 - Open question
Kloktijden
Schrijf in het Duits op hoe laat het is. Begin met Es ist.. Je mag cijfers gebruiken.
8:45 Uhr
Schrijf in het Duits op hoe laat het is. Begin met Es ist.. Je mag cijfers gebruiken.
8:45 Uhr
Slide 7 - Open question
Vraagwoorden
Wat betekent het vraagwoord 'was' in het Nederlands?
Wat betekent het vraagwoord 'was' in het Nederlands?
A
wat
B
wie
C
hoe
D
waar
Slide 8 - Quiz
Vraagwoorden
Wat betekent het vraagwoord 'wie' in het Nederlands?
Wat betekent het vraagwoord 'wie' in het Nederlands?
A
wie
B
hoe
C
waar
D
wanneer
Slide 9 - Quiz
Vraagwoorden
Wat betekent het vraagwoord 'wie' in het Duits?
Wat betekent het vraagwoord 'wie' in het Duits?
A
wer
B
wohin
C
woher
D
wann
Slide 10 - Quiz
Vraagwoorden
Wat betekent het vraagwoord 'wohin' in het Duits?
Wat betekent het vraagwoord 'wohin' in het Duits?
A
waarvandaan
B
waar
C
wanneer
D
waarheen
Slide 11 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'voor mij' in het Duits?
Wat betekent 'voor mij' in het Duits?
Slide 12 - Open question
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'zonder jou' in het Duits?
Wat betekent 'zonder jou' in het Duits?
A
für dich
B
um dich
C
ohne dich
D
ohne ihn
Slide 13 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'durch ihn' in het Nederlands?
Wat betekent 'durch ihn' in het Nederlands?
A
door hem
B
door haar
C
door ons
D
door jullie
Slide 14 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'gegen uns' in het Nederlands?
Wat betekent 'gegen uns' in het Nederlands?
Slide 15 - Open question
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'om haar' in het Duits?
Wat betekent 'om haar' in het Duits?
A
um ihn
B
um dich
C
um sie
D
um euch
Slide 16 - Quiz
Lidwoorden
Vul het juiste lidwoord in:
... Stier
Vul het juiste lidwoord in:
... Stier
Slide 17 - Open question
Lidwoorden
Vul het juiste lidwoord in:
... Katze
Vul het juiste lidwoord in:
... Katze
Slide 18 - Open question
Lidwoorden
Vul het juiste lidwoord in:
... Buch
Vul het juiste lidwoord in:
... Buch
Slide 19 - Open question
Lidwoorden
Vul het juiste lidwoord in:
... Bücher (boeken)
Vul het juiste lidwoord in:
... Bücher (boeken)
Slide 20 - Open question
Lidwoorden
Vul het juiste lidwoord in:
... Montag
Vul het juiste lidwoord in:
... Montag
A
der
B
die - vrouwelijk
C
das
D
die - meervoud
Slide 21 - Quiz
Lidwoorden
Vul het juiste lidwoord in:
... Fertigkeit (vaardigheid)
Vul het juiste lidwoord in:
... Fertigkeit (vaardigheid)
A
der
B
die - vrouwelijk
C
das
D
die - meervoud
Slide 22 - Quiz
Lidwoorden
Vul het juiste lidwoord in:
... Kaninchen (konijn)
Vul het juiste lidwoord in:
... Kaninchen (konijn)
A
der
B
die - vrouwelijk
C
das
D
die - meervoud
Slide 23 - Quiz
Lidwoorden
Vul het juiste lidwoord in:
... Kinder (kinderen)
Vul het juiste lidwoord in:
... Kinder (kinderen)
A
der
B
die - vrouwelijk
C
das
D
die - meervoud
