This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Thema 5:
Erfelijkheid en evolutie
Basisstof 3: Variatie in genotypen
Slide 1 - Slide
Maken Thema 1:
Vandaag
Huiswerk bespreken
Aan de slag § 5.3
Doelen checken
Huiswerk opgeven
Huiswerk bespreken
Aan de slag § 5.3
Doelen checken
Huiswerk opgeven
BK
KGT
Slide 2 - Slide
Maken Thema 1:
Huiswerk 9 mei
Maken § 5.3: 1-5
+
Nakijken
+
Leren 5.1 + 5.2 + 5.3
Maken § 5.3: 1-4
+
Nakijken
+
Leren 5.1 + 5.2 + 5.3
BK
KGT
Slide 3 - Slide
Doel: Variatie in genotypen
Je kunt omschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
Je kunt omschrijven wat een mutatie is.
Slide 4 - Slide
Een mutatie =
A
ontstaan nieuw organisme
B
aanpassing aan de omgeving
C
ontstaan nieuw fenotype
D
plotselinge verandering van het genotype
Slide 5 - Quiz
Hoe noemen we de mutatie bij dit dier?
A
witte aap
B
albino
C
apino
D
alpaca
Slide 6 - Quiz
Door geslachtelijke voortplanting ontstaan organismen met nieuwe genotypen.
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quiz
- Reimer beweert dat radioactieve straling kan leiden tot beschadiging van het DNA. - Sannah beweert dat bepaalde chemische stoffen mutaties in het DNA kunnen veroorzaken. Wie heeft er gelijk?
A
Geen van beiden
B
Alleen Reimer
C
Alleen Sannah
D
Zowel Reimer als Sannah
Slide 8 - Quiz
Bij kanker gaat een cel zich ongeremd delen door mutaties.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quiz
In geslachtscellen komen genen in paren voor.
timer
0:20
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Voortplanting bij mensen kun je vergelijken met...
A
Geslachtelijke voortplanting planten
B
Ongeslachtelijke voortplanting planten
C
Planten die elkaars blaadje vasthouden
D
Niets van planten!
Slide 11 - Quiz
Variatie in genotypen Wat is waar?
A
Ontstaan door verandering in het fenotype
B
Ontstaan in de nakomelingen door geslachtelijke voortplanting
Slide 12 - Quiz
Elke gewone lichaamscel bevat
A
23 Chromosomen
B
34 Chromosomen
C
46 Chromosomen
D
92 Chromosomen
Slide 13 - Quiz
Geslachtscellen bevatten
A
23 chromosomen
B
34 chromosomen
C
46 chromosomen
D
92 chromosomen
Slide 14 - Quiz
Bij katten bevatten de zaadcellen 19 chromosomen. Hoeveel chromosomen bevatten de eicellen van katten?
A
19 chromosomen
B
9,5 chromosomen
C
38 chromosomen
D
190 chromosomen
Slide 15 - Quiz
Je fenotype komt tot stand door:
A
alleen je chromosomen
B
alleen milieu
C
chromosomen en milieu
Slide 16 - Quiz
Een rat heeft 42 chromosomen in zijn huidcellen. Hoeveel chromosomen zitten in een cel van zijn lever?
A
42
B
21
C
46
D
23
Slide 17 - Quiz
Alle genen van een organisme bij elkaar noemen we een...
A
Genenpoel
B
Fenotype
C
Genotype
D
Menselijke genen
Slide 18 - Quiz
De twee genen van een genenpaar bevatten informatie voor ......vul in...... erfelijke eigenschappen.
A
dezelfde
B
verschillende
C
dat is onbekend
D
genen bevatten geen info over erfelijke eigenschappen
Slide 19 - Quiz
Fons zegt: Twee-eiige tweelingen hebben allebei hetzelfde genotype Maarten zegt: Eeneiige tweelingen hebben allebei hetzelfde fenotype Wie heeft gelijk?
A
Fons
B
Maarten
C
Fons en Maarten
D
Geen van beide
Slide 20 - Quiz
In de afbeelding is het ontstaan van twee tweelingen schematisch weergegeven. De kinderen 2 en 3 zijn jongens. Kan kind 4 een meisje zijn?
A
ja
B
nee
Slide 21 - Quiz
Maken Thema 1:
Keuze BK volgende basisstof
BK
Slide 22 - Slide
Maken Thema 1:
Huiswerk 15 mei
Maken § 5.3: af
+
Nakijken
+
Leren 5.1 + 5.2 + 5.3
Maken § 5.3: af
+
Nakijken
+
Leren 5.1 + 5.2 + 5.3
BK
KGT
Slide 23 - Slide
Nabespreking
Hoe is het gegaan? Wat ging goed? Wat vond je moeilijk? Welke vragen heb je nog?