This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Hoe kan je de productiviteit verhogen?
A
meer mensen inplannen
B
harder werken
C
bijverkoop stimuleren
D
minder bestellen
Slide 1 - Quiz
Wat is geen functie van een kassa?
A
afrekenfunctie
B
briefingfunctie
C
internetmogelijkheden
D
registratiefunctie
Slide 2 - Quiz
Leg uit wat indirecte kosten zijn? Geef 2 voorbeelden.
Slide 3 - Open question
Dit jaar is het kostenopslagpercentage van een bedrijf 50%. Volgend jaar zullen de bedrijfskosten stijgen met 5%. De inkoopprijs verkopen stijgt met 10%. Wat is volgend jaar het kostenopslagpercentage?
A
47,7%
B
55%
C
65%
D
52,3%
Slide 4 - Quiz
De bedrijfskosten van een bedrijf waren vorig jaar €250.000,-. De inkoopprijs verkopen was €300.000,-. Wat is het kostenopslagpercentage?
A
60%
B
16%
C
120%
D
83%
Slide 5 - Quiz
Een gecorrigeerde inkoopprijs bereken je voor...
A
enkelvoudige producten
B
samengestelde producten
C
zowel enkelvoudige als samengestelde producten
Slide 6 - Quiz
Noem 4 soorten kengetallen.
Slide 7 - Open question
In de grootboekrekening ‘Kosten’ staan:
A
de kosten die een bedrijf maakt voor bijv. marketing, loon, transport
B
kosten voor inkoop voor grondstoffen en producten
C
opbrengsten van verkoop
D
kosten voor privé aankopen
Slide 8 - Quiz
Wat is een rekeningschema?
A
ander woord voor grootboek
B
verzameling grootboekrekeningen: verdeeld in debet en credit
C
verzameling van alle boekingstukken
D
overzicht grootboekrekeningen, verdeeld in rubrieken
Slide 9 - Quiz
Hoe bereken je de inkoopwaarde van de omzet?
Slide 10 - Open question
Welk van onderstaande voorbeelden hoort bij de categorie vaste activa?
A
Kassa
B
Hypotheek
C
Te betalen rekeningen
D
Inkoop voorraad
Slide 11 - Quiz
Een inventarisatie is een overzicht van...
Slide 12 - Open question
De kosten voor inkoop zijn...
A
directe kosten
B
indirecte kosten
Slide 13 - Quiz
Omschrijf het begrip 'begroting'...
Slide 14 - Open question
Wat is de kostenpost waar jij als afdelingschef de meeste invloed op hebt?
A
Huisvestingskosten
B
Personeelskosten
C
Energiekosten
Slide 15 - Quiz
Een bedrijf heeft €125.000,- aan bezittingen en €110.000,- aan schulden. Wat is het eigen vermogen van dit bedrijf?
Slide 16 - Open question
Hoe bereken je de brutowinst?
A
inkoopwaarde omzet - omzet
B
alle kosten - omzet
C
omzet - inkoopwaarde omzet
D
omzet - alle kosten
Slide 17 - Quiz
Van een product zijn de begrote bedrijfskosten volgend jaar €150.000,-. Volgens de planning wordt er 25.000 kg verkocht. De inkoopprijs van het product is €8,- per kilo. Wat is de kostprijs per kilo?
Slide 18 - Open question
Een grondstof wordt ingekocht voor €10,- per kilo. Het kostenopslagpercentage is 50%. Wat is de kostprijs per kilo?
A
€ 5,00
B
€ 10,00
C
€ 15,00
D
€ 17,50
Slide 19 - Quiz
Waaruit is kostprijs van een product opgebouwd?
Slide 20 - Open question
Je koopt een product in voor €5,- per kilo. Bij het bewerken van 1 kg gaat er 0,200 kg verloren. Wat is de gecorrigeerde inkoopprijs per kilo?
A
€ 4,00
B
€ 6,00
C
€ 3,75
D
€ 6,25
Slide 21 - Quiz
Wat is een gecorrigeerde inkoopprijs?
Slide 22 - Open question
Dit jaar is het kostenopslagpercentage van een bedrijf 55%. Volgend jaar zullen de bedrijfskosten stijgen met 10%. De inkoopprijs verkopen blijft gelijk. Wat is volgend jaar het kostenopslagpercentage?
A
49,5%
B
65%
C
60,5%
D
55%
Slide 23 - Quiz
Je koopt een product in voor €10,- per kilo. Bij het bewerken van 1 kg gaat er 0,100 kg verloren. Wat is de gecorrigeerde inkoopprijs per kilo?
A
€ 12,50
B
€ 11,11
C
€ 8,89
D
€ 7,50
Slide 24 - Quiz
Salami is een...
A
enkelvoudig product
B
samengesteld product
Slide 25 - Quiz
Tonijnsalade is een...
A
enkelvoudig product
B
samengesteld product
Slide 26 - Quiz
De bedrijfskosten van een bedrijf waren vorig jaar €100.000,-. De inkoopprijs verkopen was €200.000,-. Wat is het kostenopslagpercentage?
Slide 27 - Open question
Aan het eind van de dag zit er teveel geld in de kassa. Er is sprake van...
A
kastekort
B
kasoverschot
Slide 28 - Quiz
Goed kassabeheer verloopt altijd...
Slide 29 - Open question
Wat is het doel van goed kassabeheer?
Slide 30 - Open question
Noem 3 handelingen die je verricht bij het opmaken van de kas.