Instaptoets spelling deel 1: Meervoudsvorming en bijvoeglijke naamwoorden

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

lesdoelen
Aan het einde van deze week :
  • weet je welke regels er zijn voor het schrijven van meervouden en bijvoeglijke naamwoorden; 
  • kun je een meervoud van een zelfstandig naamwoord maken; 
  • kun je de juiste vorm van bijvoeglijke naamwoorden maken; 
  • kun je bijzonderheden uitleggen als het gaat om meervouden en bijvoeglijke naamwoorden; 
  • weet je de betekenis van de woorden uit deze les en je kunt er zinnen mee maken. 


Wat heb je hieraan in het leven?

Slide 2 - Slide

Wat heb je eraan? 
Je hebt spelling je hele leven nodig. Denk bijvoorbeeld aan het schrijven van werkstukken en het versturen van e-mails.

 

Veel van de regels die je deze week leert, herkent Word voor je, maar niet allemaal. Als je wilt kunnen uitleggen waarom er bepaalde bijzonderheden bestaan, moet je de regels kennen.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Welk woord is juist gespeld?
A
perzikken
B
perziken

Slide 6 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
slimmerikken
B
slimmeriken

Slide 7 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
monnikken
B
monniken

Slide 8 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
cafés
B
café's

Slide 9 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
tacos
B
taco's

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Welk woord is juist gespeld?
A
koloniën
B
kolonieën

Slide 12 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
koloniën
B
kolonieën

Slide 13 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
encyclopedieën
B
encyclopediën

Slide 14 - Quiz

Waarom is musea's geen juiste meervoudsvorm? Gebruik de theorie uit het boek om jouw antwoord te formuleren.

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Spel het werkwoord in de verleden tijd.
Hij (overbelichten) de foto waardoor hij mislukte.

Slide 17 - Open question

Spel het bijvoeglijk naamwoord op de juiste manier.
De (overbelichten) foto moest worden weggegooid.

Slide 18 - Open question

Leg uit waarom het woord 'overbelichtte/overbelichte' in de vorige twee zinnen op verschillende manieren wordt gespeld. Gebruik in je antwoord de termen 'werkwoord' en 'bijvoeglijk naamwoord'.

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide