Repaso unidad 2 C1

¡Repasamos unidad 2!
1 / 37
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

¡Repasamos unidad 2!

Slide 1 - Slide


Ik ken de namen van 5 Spaanstalige landen.
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 2 - Poll


Ik kan 5 nationaliteiten in het Spaans noemen.
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 3 - Poll


Ik kan vragen waar iemand woont en vertellen waar ik zelf woon.
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 4 - Poll


Ik kan 5 schoolvakken in het Spaans noemen.
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 5 - Poll


Ik kan vertellen wat ik wel leuk en niet leuk vind. 
 
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 6 - Poll


Ik ken alle woorden en de Frases claves van Unidad 2.
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 7 - Poll

Vertaal naar het Spaans:
"de woensdag"

Slide 8 - Open question

Vertaal naar het Spaans:
"vijfde"

Slide 9 - Open question

Vertaal naar het Spaans:
"de wiskunde"

Slide 10 - Open question

Vertaal naar het Spaans:
"de boom"

Slide 11 - Open question

Vertaal naar het NL:
"el río"

Slide 12 - Open question

Vertaal naar het NL:
"vivir"

Slide 13 - Open question

Vertaal naar het NL:
"famoso/a"

Slide 14 - Open question

Vertaal de zin:
"Hoe oud ben je?

Slide 15 - Open question

Vertaal de zin:
"Waar komen jullie vandaan?"

Slide 16 - Open question

Vertaal de zin:
"Wat is jouw lievelingsvak?"

Slide 17 - Open question

Zet de zinnen in het meervoud

Slide 18 - Slide

Mi amigo es cubano.

Slide 19 - Open question

La chica es simpática.

Slide 20 - Open question

El libro es interesante.

Slide 21 - Open question

Werkwoord "ser" (zijn)

Slide 22 - Slide

Sleep de blauwe woorden naar de gele woorden!
yo
él, ella, usted
nosotros
vosotros
ellos, ellas, ustedes
soy
eres
es
somos
sois
son

Slide 23 - Drag question

Sleep het antwoord naar de juiste plek!
                                       Ser
Yo                                   soy                                    (ik ben)
Tú                                    eres                                   (jij ...... )
Él-Ella- usted                es                                      (hij- zij - U..........)
Nosotros/as                   somos                              (wij..........)
Vosotros                         sois                                   (jullie...........)
Ellos - Ellas - Ustedes  son.                                  (Zij-meervoud)
3.  Vosotros...........españoles.
1. María.........una chica muy inteligente.
2. Yo y Carlos................amigos.
5. Tú...........muy guapo.
4. María y Marta.................alumnas.
6. Yo.....profesor de español.
soy
eres
son
sois
somos
es

Slide 24 - Drag question

Aanwijzende voornaamw.

Slide 25 - Slide

... teléfono móvil es azul.

A
Esta
B
Este
C
Estas
D
Estos

Slide 26 - Quiz

... chicos son de Cuba.

A
Esta
B
Este
C
Estas
D
Estos

Slide 27 - Quiz

...libro es de mi hermano.

A
Esa
B
Esas
C
Ese
D
Esos

Slide 28 - Quiz

... ordenadores son grandes.

A
Esa
B
Esas
C
Ese
D
Esos

Slide 29 - Quiz

... coche es negro.

A
Esa
B
Esas
C
Ese
D
Esos

Slide 30 - Quiz

Los números del 0 al 100

Slide 31 - Slide

Schrijf het getal voluit in het Spaans:
52

Slide 32 - Open question

Schrijf het getal voluit in het Spaans:
91

Slide 33 - Open question

Schrijf het getal voluit in het Spaans:
67

Slide 34 - Open question

Schrijf het getal voluit in het Spaans:
83

Slide 35 - Open question

Schrijf het getal voluit in het Spaans:
15

Slide 36 - Open question

Si terminas/Als je klaar bent?
Woorden leren unidad 2 
Frases claves unidad 2
Getallen 1 t/m 100
Gramática unidad 2



Slide 37 - Slide