5.3 Schakelingen les 4

H5 Elektriciteit
Les 4
5.3: Schakelingen
1 / 31
next
Slide 1: Slide
Middelbare school

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H5 Elektriciteit
Les 4
5.3: Schakelingen

Slide 1 - Slide

Huiswerk bespreking
Lees paragraaf 5.2

maak vraag §1:  15 t/m 22

Welke vraag kwam je niet uit?

 En wat vond je lastig?

Slide 2 - Slide

Na deze les... 
- ken je de symbolen die je gebruikt om een schakelschema te maken.
- kun je het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.
- kun je het schakelschema tekenen van een eenvoudige serie- of parallelschakeling.

Slide 3 - Slide

Een voltmeter meet:
timer
0:30
A
Spanning
B
Stroomsterkte
C
Elektriciteit
D
Energie

Slide 4 - Quiz

welk onderdeel levert elektriciteit?
A
stroomdraden
B
spanningsbron
C
lamp
D
schakelaar

Slide 5 - Quiz

Vanaf hoeveel volt is elektriciteit gevaarlijk?
A
20V
B
40V
C
60V
D
100V

Slide 6 - Quiz

Wat is de eenheid van de stroomsterkte?
A
Volt
B
Spanning
C
Ampère
D
Elektriciteit

Slide 7 - Quiz

een materiaal welke elektriciteit goed kan doorgeven is een
A
geleider
B
isolator

Slide 8 - Quiz

Wat is de spanning van de elektriciteit in onze huizen?
A
20.000 V
B
300 V
C
10.000 V
D
230 V

Slide 9 - Quiz

Sommige stoffen geleiden elektriciteit slecht. Het zijn isolatoren.
Welke stof is een isolator?
A
Glas
B
Koolstof
C
Lood
D
Aluminium

Slide 10 - Quiz

Het is geel van kleur, geleidt warmte en elektriciteit, het glimt.
Wat kan dit zijn
A
Citroen
B
Goud
C
Pyriet
D
Koolstof

Slide 11 - Quiz

Een ampèremeter meet:
timer
0:30
A
Spanning
B
Stroomsterkte
C
Elektriciteit
D
Energie

Slide 12 - Quiz

Sommige stoffen geleiden elektriciteit goed. Dit noem je geleiders.
Welke twee stoffen zijn geleiders?

A
Goud en hout
B
Hout en lucht
C
Goud en koolstof
D
Hout en koolstof

Slide 13 - Quiz

Sommige stoffen geleiden elektriciteit slecht. Het zijn isolatoren.
Welke twee stoffen zijn isolatoren?

A
Glas en rubber
B
Glas en lood
C
Aluminium en lood
D
Aluminium en rubber

Slide 14 - Quiz

Spanning is een grootheid.
Wat is het symbool voor spanning?
A
U
B
V
C
u
D
A

Slide 15 - Quiz

I is het symbool voor?
A
Stroomsterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 16 - Quiz

Wat staat er op batterijen vermeld?
A
stroomsterkte
B
spanning
C
spoel

Slide 17 - Quiz

Sleep de spanningsbronnen naar de juiste spanning.
4.5 V
6 V
230 V
10.000 V
Platte batterij
Stopcontact
Centrale
Dynamo

Slide 18 - Drag question

Sleep de teksten die bij een spanningsbron horen naar het woord.
Spanningsbron
batterij
levert elektriciteit
heeft een plus en minpool
heeft een noord en zuidpool
stopcontact
dynamo
zorgt dat er stroom kan lopen
op de polen van de batterij staat stroom
op de polen van de batterij staat spanning

Slide 19 - Drag question

Reken om.....
3,5 A = ...... mA
A
35 mA
B
350 mA
C
3500 mA
D
0,35 mA

Slide 20 - Quiz

Reken om!
0,005 A = .... mA
A
5 mA
B
50 mA
C
5000 mA
D
0,000005 mA

Slide 21 - Quiz

Reken om: 2,5 V = ... mV
A
2500 mV
B
250 mV
C
25 mV
D
25000 mV

Slide 22 - Quiz

91 V is gelijk aan
A
9,1 mV
B
91 mV
C
91000 mV
D
0,091 mV

Slide 23 - Quiz

Schakelschema's

Slide 24 - Slide

5.3 Schakelingen
Als je bezig bent met verschillende schakelingen, is het goed om te weten hoe je die schakelingen kunt tekenen.
Zo’n tekening van een schakeling noemen we een schakelschema.
Elk onderdeel heeft een eigen symbool, een apart symbool voor een lampje of schakelaar.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Schakeling
Schakelschema

Slide 27 - Slide

2 soorten schakelingen
De serieschakeling: alle onderdelen zitten achter elkaar.
  • Denk aan een tv-serie. Alle afleveringen volgen elkaar op. 

De parallelschakeling: Alle onderdelen zitten naast elkaar
  • Denk aan een parallelweg. Er lopen 2 wegen naast elkaar. 

Slide 28 - Slide

Serieschakeling
  • Als je 1 lampje los maakt, dan gaat de andere ook automatisch uit.
  • De spanning wordt verdeelt over alle onderdelen.
  • Beide lampjes zitten in dezelfde stroomkring met dezelfde stroomsterkte

Slide 29 - Slide

Parallel-
schakeling
  • Als je 1 lampje los maakt, dan blijft het andere lampje gewoon branden.
  • De spanning over beide lampjes is hetzelfde.
  • Elk lampje heeft zijn eigen stroomkring en dus zijn eigen stroomsterkte

Slide 30 - Slide

Zelfstandig werken
  • Paragraaf 5.3 Schakelingen doorlezen.
  • Maak opgaven 27 t/m 33. (online via methode nova)
timer
15:00

Slide 31 - Slide