In deze lessen kun je de antwoorden geven die je anders in je schrift zou zetten. Je werkt hieraan tijdens de lessen NE, zodat de docent mee kan kijken met je vorderingen.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Oefen met teksten NN
In deze lessen kun je de antwoorden geven die je anders in je schrift zou zetten. Je werkt hieraan tijdens de lessen NE, zodat de docent mee kan kijken met je vorderingen.
Slide 1 - Slide
Opdracht 5 - tekst 5, blz. 52
Je gaat nu antwoorden invullen bij vragen uit het boek. Hier staan de vragen ingekort; in je boek staat de uitgebreide vraag! De antwoorden volgen later.
Slide 2 - Slide
1. Wat is het onderwerp van Tekst 5?
Slide 3 - Open question
Welk soort aandachttrekker gebruikt de auteur in de inleiding?
A
de actualiteit
B
de geschiedenis
C
een anekdote
D
een voorbeeld
Slide 4 - Quiz
3. Uit welke alinea('s) bestaat de inleiding?
Slide 5 - Open question
4. Wat is waarschijnlijk de tekstsoort (uiteenzetting-beschouwing-betoog) en waarom?
Slide 6 - Open question
Vraag 5-6-7-8: Met welke alinea beginnen respectievelijk deel 1, 2, 3 en 4?
Slide 7 - Open question
9. Geef hieronder de woorden waarvan je de betekenis niet kende en zet erachter welke betekenis je hebt gevonden. (En ben hier eerlijk; zoek het op!!)
Slide 8 - Open question
10. Wat wordt bedoeld met 'deze analyse'?
Slide 9 - Open question
11. Wat bedoelt hij met 'subjectief talent'?
Slide 10 - Open question
12. Welke factor?
Slide 11 - Open question
13. Wat is dat geheim?
Slide 12 - Open question
14. 'een sterke interne motivatie'?
Slide 13 - Open question
15. Welke twee soorten?
Slide 14 - Open question
16. Op welke twee manieren?
Slide 15 - Open question
17. Welke drie voorbeelden?
Slide 16 - Open question
18. Wat is het verschil?
Slide 17 - Open question
19. Wat bedoelt hij met deze metafoor?
Slide 18 - Open question
20. Welke structuur heeft deze tekst? Leg je antwoord uit!
Slide 19 - Open question
21. Vergelijk je antwoord met vraag 4. Blijf je bij die keuze? Waarom wel/niet?
Slide 20 - Open question
22. Wat is de hoofdgedachte van de tekst? A-B-C-D?
Slide 21 - Open question
23. Vind je de tekst betrouwbaar? Leg je antwoord uit!