week 5 les 2

Lezen
timer
5:00
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lezen
timer
5:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Startopdracht maken en bespreken.

- Uitleg over het voltooid deelwoord.

- Zelfstandig werken. 

- Afsluiter. 

Slide 2 - Slide

Startopdracht 

Maak de startopdracht op bladzijde 88.


timer
1:30

Slide 3 - Slide

Antwoorden startopdracht 
1. lakken - gelakt
2. likken - gelikt
3. lukken - gelukt
4. lekken - gelekt
5. lokken - gelokt

De tweede vorm die je hebt ingevuld is het voltooid deelwoord.

Slide 4 - Slide

Uitleg voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord (vd) is een van de vormen van het werkwoord. Als een voltooid deelwoord in de zin zit, dan staat er altijd een vorm van hebben, zijn of worden

Slide 5 - Slide

Zo schrijf je het voltooid deelwoord
* Een voltooid deelwoord begint van met ge- :
- Erol is naar huis gegaan. Ik heb de afspraak genoteerd.

Soms eindigt het voltooid deelwoord op -n of -en
- Wat heb je gedaan?  Hij heeft een broodje gegeten. Ik ben gevallen.

* Andere voltooid deelwoorden eindigen op -d of -t.  Gebruik de verlengproef om de laatste letter te vinden: gehaalde, dus je schrijft gehaald. Of gebruik    't sexyfokschaap.

Slide 6 - Slide

Aan de slag!
- Maak opdracht 1 t/m 7. Bij opdracht 4  mag je minder dan 7 woorden gebruiken voor een zin. 

- Klaar? Dan nog even lezen of een puzzel maken. Ik heb ook een woordzoeker voor je. 
timer
12:00

Slide 7 - Slide

Antwoorden opdracht 1 
1. gepind
2. afgesloten
3. geraakt
4. geworpen
5. doorgestreept
6. opgestapeld

Slide 8 - Slide

Antwoorden opdracht 2 
* hij betaalt    - hij betaalde         - hij heeft betaald
* hij drinkt      - hij dronk                - hij heeft gedronken
* hij duikt        - hij dook                 - hij heeft gedoken
* hij fietst        - hij fietste             - hij heeft gefietst
* hij maakt      - hij maakte          - hij heeft gemaakt
* hij wandelt   - hij wandelde      - hij gewandeld

Slide 9 - Slide

Antwoorden opdracht 3
1. heeft - geregend
2. is - geweest
3. heb - gekocht
4. werd - gestuurd
5. waren - overgestoken
6. wordt - gesloopt

Slide 10 - Slide

Antwoorden opdracht 4
Voorbeeld:
1. Ik haal het bed af.
1. Ik heb het bed afgehaald. 

2. Ik blijf vandaag thuis.
2. Ik ben vandaag thuis gebleven.

3. Er gebeurde daar een ongeluk. 
3. Er is daar een ongeluk gebeurd. 

Slide 11 - Slide

Antwoorden opdracht 4 
4. Ik koop die dure broek.
4. Ik heb die dure broek gekocht. 

5. Ik stop met hardlopen. 
5. Ik ben met hardlopen gestopt. 

Slide 12 - Slide

Opdracht 5
1. pv - bracht
2. vd - gereserveerd
3. vd - gezakt
4. pv - bepaalt 
5. vd - toegesproken
6. pv - bestelt 

Slide 13 - Slide

Antwoorden opdracht 6
1. geluncht
2. gezweefd
3. gereisd
4. gedanst
5. geverfd
6. gelobd

Slide 14 - Slide

Antwoorden opdracht 7
1. gourmetten - champignons
2. coupé - croissantje
3. bureau - journalist
4. douane - gefouilleerd 
5. toilet - souvenirs
6. cadeau - retour 

Slide 15 - Slide

Afsluiter
Kahoot - voltooid deelwoord (week 5 les 2)

Slide 16 - Slide