future tenses

Future tenses
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Future tenses

Slide 1 - Slide

Future tenses
present simple
The train leaves at 10. 
This lesson ends at 5.
vast rooster, dienstregeling
present continuous
I am having lunch with my dad at 12. 
She's going out for dinner tonight. 
plannen op korte termijn
to be going to
I am going to finish the report today.
He is going to study Law in Manchester.
plannen die zijn vastgelegd, er is bewijs 
will
I will do the dishes.
I believe it will rain this afternoon. 
je bent iets van plan of denkt dat iets gaat gebeuren

Slide 2 - Slide

Verschil "will" en "to be going to"
Will
To be going to
Je bent iets van plan, maar weet het nog niet zeker. 
Je hebt je vastgelegd om iets te doen, en/of er is bewijs voor. 
I think it will rain this afternoon. 
Look at those clouds, it is going to rain!
Pete will study Law next year.
Wendy is going to study English in Cambridge. 
In de praktijk worden ze ook door elkaar gebruikt. 

Slide 3 - Slide

Future tenses, vaste uitdrukkingen
Er zijn ook een aantal vaste uitdrukkingen (uit je hoofd leren) die aangeven dat iets in de toekomst gaat gebeuren. 
to intend to....
van plan zijn om te....
to be thinking of....
erover denken om te....
to be planning to....
plannen om te....
to be about to....
op het punt staan om te...
to hope to....
hopen dat....
to be due to...
het staat op het punt te gebeuren...

Slide 4 - Slide

to intend to....
van plan zijn om te....
to be thinking of....
erover denken om te....
to be planning to....
plannen om te....
to be about to....
op het punt staan om te...
to hope to....
hopen dat....
to be due to...
het staat op het punt te gebeuren...
1. My boss is about to go on maternity leave. 
2. I hope to get a pay rise soon. 
3. My brother is thinking of changing his job. 
Voorbeelden: 

Slide 5 - Slide

I believe that Spain ____ win the European Championship.
A
will
B
is going to
C
is due to

Slide 6 - Quiz

My sister _____ have her baby this week.
A
will
B
is going to
C
is due to

Slide 7 - Quiz

My dad _____ retire next month.
A
will
B
is going to
C
about

Slide 8 - Quiz

Vertaal: Ik ga volgend jaar in Enschede studeren.

Slide 9 - Open question

Vertaal: De trein zal vertrekken van spoor (platform) 9.

Slide 10 - Open question

Exercises Nu Engels
Reading: 
A2 Short articles:
- 3/4 – 7.1 Exercise 1 t/m 5 & Exam exercise
B1 The News:
- 3/4 – 7.2 Exercise 1 t/m 5 & Exam exercise

Grammar: 
Woordvolgorde:
- 3/4 – Grammar Practice 13 word order
Future:
- 3/4 – Grammar Practice 07 Future

Extra reading: 
A2 Short articles:
- 3/4 – 7.1 EXTRA reading
- 3/4 – 7.1 EXTRA Exam Exercise
B1 The News:
- 3/4 – 7.2 EXTRA reading
- 3/4 – 7.2 EXTRA Exam exercise
Extra grammar:
Woordvolgorde:
- 3/4 – EXTRA Grammar Practice 13 word order
Future:
- 3/4 – EXTRA Grammar Practice 07 Future


Slide 11 - Slide