This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 8 min
Items in this lesson
Teks
Slide 1 - Slide
Spreekwoorden, zegswijzen en gezegden
Spreekwoorden zijn vaste, hele zinnen. Zegswijzen zijn korte, vaste woordgroepen met een werkwoord. Gezegden zijn korte, vaste woordgroepen zonder werkwoord.
Slide 2 - Slide
duidelijk zeggen wat er fout gaat en wie verantwoordelijk is
Genoeg geld verdiend hebben voor de rest van je leven
Moeilijk doen over klein dingen.
Bij een conflict beide partijen geen pijn doen
Op alle slakken zout leggen
Zijn schaapjes op het droge hebben
De kool en de geit sparen
Man en paard noemen
Slide 3 - Drag question
met angst en ......
Slide 4 - Open question
Wat is de betekenis van: naar eer en geweten
A
door en door
B
oprecht
C
verschil tussen goed en kwaad weten
D
serieus
Slide 5 - Quiz
Wat is de betekenis van: dubbel en dwars
A
krachtig
B
ruimschoots; meer dan
C
voor het kiezen
D
onmiddellijk
Slide 6 - Quiz
1. Vul de juiste woorden in bij de uitdrukking
keur
meug
stikken
wetens
Slikken of ...
tegen heug en ...
willens en ....
te kust en te ...
Slide 7 - Drag question
Wat is de betekenis van: de tering naar de nering zetten
A
alles op alles zetten om iets voor elkaar te krijgen
B
veel ervaring hebben in in het werk dat je doet
C
een lastige kwestie aankarten
D
leven met de middelen die men heeft
Slide 8 - Quiz
Vul het juiste woord in: voor galg en ...
Slide 9 - Open question
Wat is de betekenis van gepokt en gemazeld?
A
zeer ervaren
B
erg bang
C
vaak ziek zijn
D
kinderlijk
Slide 10 - Quiz
Vul het juiste woord in: buigen of ....
Slide 11 - Open question
Vul het juiste woord in: met hand en .... verzetten
Slide 12 - Open question
vul het juiste woord in: alles op haren en ... zetten