= alle werkwoorden van een zin.
Extra:
- Als voor het hele werkwoord ''te'' of ''aan het'' staat, hoort dit bij het wg.
Aan de waslijn \ hingen \ onze pakken \ te drogen. (wg = hingen te drogen)De trainer \ is \ de opstelling \ aan het bedenken. (wg = is aan het bedenken)
- Sommige werkwoorden zijn scheidbare werkwoorden.
Hij nodigt zijn vrienden uit. (wg = nodigt uit)