stap 2. Schrijf per tak op welke celonderdelen deze cellen hebben
Dierlijke cellen: celmembraan, cytoplasma, celkern
Plantaardige cellen: celwand, celmembraan, cytoplasma, celkern, bladgroenkorrels en vacuole
Schimmelcellen: celwand, celmembraan, cytoplasma, celkern en vacuole
Bacteriën: Celwand, celmembraan, cytoplasma