A3b: futur proche et futur simple

Le futur simple
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Le futur simple

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van deze les kun je de futur simple toepassen en heb je de futur proche herhaald 

Slide 2 - Slide

Futur proche betekent 'nabije toekomst' in het Nederlands.
Hoe vorm je de 'futur proche'?
A
een vorm van gaan (aller) + hele werkwoord
B
Hele werkwoord + uitgangen (ai,as,a,ons,ez,ont)
C
een vorm van avoir of être + voltooid deelwoord

Slide 3 - Quiz

Futur proche - vorming
1. Kies de juiste vorm van het werkwoord 'aller' (gaan)
je vais 
tu vas
il-elle-on va
nous allons
vous allez
ils-elles ont
2. Zet er het hele werkwoord achter

Bv. 
ik ga eten
je vais manger

Slide 4 - Slide

De futur proche is de...
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
nabije toekomende tijd
D
voltooid tegenwoordige tijd

Slide 5 - Quiz

Welk werkwoord staat in de futur proche?
A
Je donnerai
B
Je donnais
C
Je vais donner
D
J’ai donné

Slide 6 - Quiz

Welk werkwoord staat in de futur proche?
A
Nous chantons
B
Nous chanterions
C
Nous avons chanté
D
Nous allons chanter

Slide 7 - Quiz

Le futur simple
J'utiliserai le futur simple!

Slide 8 - Slide

Futur simple = toekomende tijd

ik zal werken
jij zal fietsen
hij zal lopen
wij zullen eten
zij zullen kopen

Slide 9 - Slide

Futur simple - toekomende tijd
- Beschrijft de gebeurtenis in de (verre) toekomst
- In NL gebruik je hulpwerkwoord ZULLEN maar er is geen ww. zullen in het Frans
- Voor regelmatige werkwoorden is de regel: 
HELE WERKWOORD + UITGANG van AVOIR

Slide 10 - Slide

Futur simple
Hele ww
Uitgang
Futur simple
Je
manger
-ai
Je mangerai
Tu
manger
-as
Tu mangeras
Il / Elle / On
manger
-a
Il mangera
Nous
manger
-ons 
Nous mangerons
Vous
manger
-ez
Vous mangerez
Ils / Elles
manger
-ont
Ils mangeront

Slide 11 - Slide

Le futur simple
Onregelmatige werkwoorden hebben ook een
onregelmatige futur simple. 
Bij deze werkwoorden gebruik je niet het hele werkwoord, maar een andere stam. Deze stam van de futur simple moet je dus uit je hoofd leren.

Slide 12 - Slide

Onregelmatige ww.
Werkwoord
stam
être
ser
je serai, tu seras .... 
avoir
aur
j'aurai, tu auras ...., ils auront, ...
faire
fer
je ferai, tu feras, ..., nous ferons, ..... 
aller
ir
j'irai, tu iras, Il ira, .... vous irez, ..... 
pouvoir
pourr
je pourrais, tu pourras, il pourra, ... ils pourront
vouloir
voudr
je voudrai, tu voudras, ...

Slide 13 - Slide

Welk werkwoord staat in de futur simple?
A
Tu seras à la maison
B
Tu serais à la maison
C
Tu es à la maison
D
Tu as été à la maison

Slide 14 - Quiz

Zet in de futur simple:
hij zal zijn
A
il sera
B
il aura
C
il ira
D
il voudra

Slide 15 - Quiz

Zet in de futur simple:
ik zal kunnen
A
Je voudrai
B
j'irai
C
je pourrai
D
je ferai

Slide 16 - Quiz

Zet in de futur simple:
jullie zullen praten
A
vous parlez
B
vous parlerez
C
vous parliez
D
vous avez parlé

Slide 17 - Quiz

Zet in de futur simple:
zij zullen hebben
A
ils avoiront
B
ils ont
C
ils auront
D
ils ont eu

Slide 18 - Quiz

Zet in de futur simple:
wij zullen gaan
A
nous serons
B
nous aurons
C
nous irrons
D
nous irons

Slide 19 - Quiz

Ik zal spreken
Hij zal eten
On partira
Jullie zullen uitgaan
Zij zullen vinden
Je parlerai
Il mangera
We zullen vertrekken
Vous sortirez
Ils trouveront

Slide 20 - Drag question

Futur simple
choisir: vous

Slide 21 - Open question

futur simple
perdre: tu

Slide 22 - Open question

futur simple
dormir: on

Slide 23 - Open question

futur simple
attendre: ils

Slide 24 - Open question

futur simple
vendre: je

Slide 25 - Open question

Hoe vertaal je in het Frans:
Ik zal Frans spreken

Slide 26 - Open question