Voltooid en onvoltooid deelwoord (par. 10)

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom!

Leg je boek alvast op tafel.

Terugblik

Wat hebben we allemaal al behandeld?

Herhalen

Mevrouw Bovendeur ___ (wandelen) iedere avond  (PVTT)

Meneer Lambers ___ (worden) binnenkort vader (PVTT)

Mevrouw Pit ___ (studeren) aan de universiteit (PVVT)

Meneer Veneberg ___ (worden) verliefd op Manon (PVVT)

Paragraaf 10: (on)voltooid deelwoord

Wat is een voltooid deelwoord?

Paragraaf 10: (on)voltooid deelwoord

Wat is een voltooid deelwoord?

> Een werkwoord dat aangeeft dat de handeling is voltooid (afgerond). Staat vaak met een vorm van hebben/zijn/worden.

Paragraaf 10: (on)voltooid deelwoord

Wat is een voltooid deelwoord?

> Een werkwoord dat aangeeft dat de handeling is voltooid (afgerond). Staat vaak met een vorm van hebben/zijn/worden.

Wat is een onvoltooid deelwoord?

Paragraaf 10: (on)voltooid deelwoord

Wat is een voltooid deelwoord?

> Een werkwoord dat aangeeft dat de handeling is voltooid (afgerond). Staat vaak met een vorm van hebben/zijn/worden.

Wat is een onvoltooid deelwoord?

> Een werkwoord dat aangeeft dat de handeling nog bezig is.

Voorbeelden voltooid deelwoord

- CSG Dingstede heeft in 2021 meer online les gegeven dan in 2022.

- De leerlingen hebben de toets goed gemaakt.

- Voor de schrijfopdracht hebben de leerlingen een laptop gebruikt.

- De leerling is geselecteerd voor de voorleeswedstrijd.

Voorbeelden onvoltooid deelwoord

- Juichend verlieten de leerlingen de gymzaal.

- Gapend luisterde ik naar de docent.

- Hij ging lopend naar huis.

- Zwetend liep hij de marathon in Meppel.

Tip: je kunt het ook vinden door te vragen hoe iets is gebeurd. 

Hoe spel je (on)voltooide deelwoorden?

Sterke werkwoorden eindigen vaak op -en en beginnen vaak met ge-, be- of -ver. 

> Breken wordt: gebroken. Smelten wordt: gesmolten.

Bij zwakke werkwoorden gebruik je 't sexy fokschaap om te weten hoe je het spelt, net als met de PVVT.

Aan de slag!

1. Lees zelf de theorie over bijvoeglijke naamwoorden door

2. Maak opdracht 2, 4 en 6

Extra uitdaging: opdracht 7

Niet af? Huiswerk