PW 3. Werkwoordspelling

PW3. Werkwoordspelling
Een werkwoord heeft verschillende vormen. Voor iedere tijd is er een andere vervoeging. Voor de komende toets moet jij de volgende werkwoordsvormen weten voor Nederlands en Engelse werkwoorden:
inf - infinitief - het hele werkwoord
pvtt - persoonsvorm tegenwoordige tijd
pvvt - persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden
vd - voltooid deelwoord
od - onvoltooid deelwoord
bn - bijvoeglijk naamwoord (gemaakt van voltooid en onvoltooid deelwoord)
gw - gebiedende wijs

Je moet ook de 8 werkwoordstijden kunnen herkennen: 
ott - onvoltooid tegenwoordige tijd
ovt - onvoltooid verleden tijd
vtt - voltooid tegenwoordige tijd
vvt - voltooid verleden tijd
ottt - onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd
ovtt - onvoltooid verleden toekomende tijd
vttt - voltooid tegenwoordige toekomende tijd
vvtt - voltooid verleden toekomende tijd
1 / 50
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

PW3. Werkwoordspelling
Een werkwoord heeft verschillende vormen. Voor iedere tijd is er een andere vervoeging. Voor de komende toets moet jij de volgende werkwoordsvormen weten voor Nederlands en Engelse werkwoorden:
inf - infinitief - het hele werkwoord
pvtt - persoonsvorm tegenwoordige tijd
pvvt - persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden
vd - voltooid deelwoord
od - onvoltooid deelwoord
bn - bijvoeglijk naamwoord (gemaakt van voltooid en onvoltooid deelwoord)
gw - gebiedende wijs

Je moet ook de 8 werkwoordstijden kunnen herkennen: 
ott - onvoltooid tegenwoordige tijd
ovt - onvoltooid verleden tijd
vtt - voltooid tegenwoordige tijd
vvt - voltooid verleden tijd
ottt - onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd
ovtt - onvoltooid verleden toekomende tijd
vttt - voltooid tegenwoordige toekomende tijd
vvtt - voltooid verleden toekomende tijd

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Waar wil jij nog uitleg over? Wat moet jij nog echt oefenen?

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

Infinitief (inf)
Het hele werkwoord noemen we het infinitief. 

Dus: lopen, fietsen, autorijden, skaten, downloaden. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
Nederlandse & Engelse werkwoorden
ik-vorm = hele werkwoord (infinitief) - en
soms moet je een letter toevoegen, weglaten of veranderen
ik
ik-vorm
speel
word
zit
download
race
jij
ik-vorm + t
speelt
wordt
zit
downloadt
racet
hij/zij/het
ik-vorm + t
speelt
wordt
zit
downloadt
racet
wij/zij/jullie
infinitief
spelen
worden
zitten
downloaden
racen
....... jij/je?
ik-vorm
speel
word
zit
download
race

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Die voetballer ... (worden, pvtt) gek van alle negatieve berichten over zijn prestaties.

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Mijn vader ... (uploaden, pvtt) nu alle vakantiefoto's.

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

We ... (opletten, pvtt) altijd goed ... onze spullen op drukke plekken.

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

De gymdocent ... (timet, pvtt) de snelheid van alle leerlingen

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

... (downloaden, pvtt) jij vaak illegaal?

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
Nederlandse & Engelse werkwoorden
Alle Engelse en de meeste Nederlandse werkwoorden zijn zwakke
werkwoorden. Deze veranderen niet van klank in de verleden tijd. Om de 
persoonsvorm in de verleden tijd te zetten, moet je -de(n) of -te(n) toevoegen.
Je maakt daarbij gebruik van: 't sexy fokschaap
  1. Neem het hele werkwoord en haal -en daarvan af: niezen - en = niez
  2. Zit de laatste letter in 't sexy fokschaap?                JA? ik-vorm+te(n) 
                                                                                                            NEE? ik-vorm+de(n)
Enkelvoud: ik-vorm tt + de of te: 
beweerde, landde, danste, berichtte.
Meervoud: ik-vorm tt + den of ten
beweerden, landden, dansten, berichtten.

Sommige Nederlandse werkwoorden zijn sterk. Deze veranderen wel van 
klank in de verleden tijd: eten - aten; lezen - lazen; schuiven - schoven.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Xandra ... (verkleden, pvvt) zich na schooltijd voor het feest.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Wij ... (fixen, pvvt) voor het schoolfeest nog een leuke outfit.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

De politicus ... (richten, pvvt) vorige maand een nieuwe partij op.

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Tim ... (racen, pvvt) nog even snel langs de supermarkt voor een taart.

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Docenten ... (checken, pvvt) het taakwerk vorig jaar minder streng dan nu.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Hoe werkt het ezelsbruggetje ’t s(e)x(y)–f(o)ksch(aa)p? Leg je antwoord uit aan de hand van een voorbeeld met het werkwoord durven.

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Voltooid deelwoord
Nederlandse en Engelse werkwoorden
Het voltooid deelwoord (vd) geeft vaak aan dat een handeling is afgerond (= voltooid). Meestal maakt het voltooid deelwoord deel uit van het werkwoordelijk gezegde. Er staat dan altijd ook een vorm van hebben, zijn of worden in de zin.
Ik heb een oude jas verkocht. Ik word voor mijn bijbaan goed betaald. Ik ben vandaag naar school gebracht.

Het voltooid deelwoord begint met een voorvoegsel: ge-/be-/ver-/ont-/er-/her-. Als het infinitief (hele werkwoord) met zo'n voorvoegsel begint, gebruik je deze ook bij het voltooid deelwoord.

Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt meestal op en.
– Vannacht heeft het eindelijk weer eens gevroren (vriezen).
– Bij de inbraak op school werden laptops gestolen (stelen).

Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op d of t: 't sexy fokschaap.
– onderstrepen → pvvt: onderstreepte → vd: Jet heeft de belangrijkste zinnen onderstreept.
– verdoven → pvvt: verdoofde → vd: De tandarts heeft Malik verdoofd.

Slide 17 - Slide

fluiten - floten
ontbijten - ontbeten
schrikken - schrokken
bewegen - bewogen
Ik ... (hebben, pvtt) de laatste dagen mijn mail niet goed ... (checken, vd).

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Leon ... (hebben, pvvt) een film ... (downloaden, vd).

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Ik ... (zijn, pvtt) zo snel mogelijk naar het ziekenhuis ... (racen, vd).

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Lees onderstaande zinnen. In elke zin staat het woord je achter de persoonsvorm. Leg uit waarom de persoonsvormen in deze zinnen correct zijn geschreven.
1 Ik raad je antwoord morgen.
2 Hij raadt je antwoord morgen.
3 Wanneer raad je mijn antwoord?

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Onvoltooid deelwoord (od)
Nederlandse werkwoorden
Het onvoltooid deelwoord (od) geeft aan dat een handeling aan de gang is (= onvoltooid).

Het onvoltooid deelwoord spel je als infinitief + d
lachen + d → lachend.

Juichend kwam de winnaar over de finish.
– Het kleine meisje zat huilend op de stoep.

Slide 22 - Slide

fluiten - floten
ontbijten - ontbeten
schrikken - schrokken
bewegen - bewogen
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord (bn)
Van voltooide en onvoltooide deelwoorden kun je een bijvoeglijk naamwoord (bn) maken. Net als bij de andere bijvoeglijke naamwoorden heb je een lange vorm (met e) en een korte vorm (zonder e):

vluchten
vd: gevlucht - bn: de gevluchte overvaller; een gevlucht volk
od: vluchtend -  bn de vluchtende bankrovers; een vluchtend hert

Slide 23 - Slide

fluiten - floten
ontbijten - ontbeten
schrikken - schrokken
bewegen - bewogen
Vraag bij de volgende drie slides:
Noteer het werkwoord in de juiste spelling én geef aan welke vorm het werkwoord moet hebben. Kies uit: voltooid deelwoord (vd), onvoltooid deelwoord (od) of bijvoeglijk naamwoord (bn).

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

De honden staan ... (grommen) achter het hek te kijken naar ... (passeren) wandelaars.

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

De ... (kiezen) burgemeester hoorde ... (juichen) de uitslag.

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

De ... (kruipen) baby heeft zijn handjes vies ... (maken).

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Samenvatting werkwoordsvormen
inf
infinitief
hele werkwoord
slapen; koken

pvtt
persoonsvorm tegenwoordige tijd
slaap - slaapt - slapen 
(ik-vorm - ik-vorm+t - hele ww)
pvvt
persoonsvorm verleden tijd
sterk: sliep - sliepen
zwak: kookte - kookten ('t sexy-fokschaap)
vd
voltooid deelwoord
ik heb lekker geslapen.
(ge/be/ver/ont/er & 't sexy-fokschaap of -en)
od
onvoltooid deelwoord
slapend lagen we op de achterbank
(hele werkwoord + d)
bn
bijvoeglijk naamwoord
een slapend muisje - het slapende muisje
een kokend pannetje - de kokende pan
gw
gebiedende wijs

slaap minstens 8 uur per nacht.
kook de aardappelen 10 minuten.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Homofone werkwoordsvormen
Homofone werkwoordsvormen zijn werkwoordsvormen die verschillend gespeld worden, hoewel ze hetzelfde klinken. Denk aan vormen als bind en bindt, gelooft en geloofd, rusten en rustten en vergrootte en vergrote. ‘Homofoon’ betekent ‘gelijk van klank’.
- De ik-vorm en de jij/hij-vorm in de pvtt klinkt vaak hetzelfde: ik lijd - hij lijdt
- De pvtt kan hetzelfde klinken als het vd: er gebeurt niets - er is niets gebeurd
- De inf/pvtt kan hetzelfde klinken als de pvvt: we verspreiden ons - we verspreidden ons
- De pvvt kan hetzelfde klinken als het bn: het hek verroestte helemaal - het verroeste hek

Slide 30 - Slide

fluiten - floten
ontbijten - ontbeten
schrikken - schrokken
bewegen - bewogen
Hij ... (besteden, pvtt) het geld dat nog niet is ... (besteden, vd).

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Hij ... (besteden, pvvt) het nog niet ... (besteden, bn) geld.

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Vraag bij de volgende drie slides:
Noteer het werkwoord in de juiste spelling én geef aan welke vorm het werkwoord moet hebben. Kies uit: inf, pvtt, pvvt, vd of od. Kies tt indien mogelijk.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Kiki ... (hebben) een mooi gedicht ... (schrijven).

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

De hordenlopers ... (betreden) zojuist ... (zwaaien) het atletiekstadion.

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

De ... (bedreigen) kunstenaar ... (willen) haar land ... (ontvluchten).

Slide 36 - Open question

This item has no instructions

Gebiedende wijs (gw)
De gebiedende wijs (gw) wordt gebruikt om een bevel, een advies, een instructie of een waarschuwing te geven. In een zin met een gebiedende wijs staat geen onderwerp. De gebiedende wijs schrijf je als de ik-vorm, ook als je meerdere personen aanspreekt.

Sluit alle ramen en deuren!
Verwarm de oven voor op 180 graden en pak de ingrediënten.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

... (maken, gw) je taakwerk voor het einde van de week af.

Slide 38 - Open question

This item has no instructions

... (lopen, gw) naar de maan!

Slide 39 - Open question

This item has no instructions

Maak een zin in de gebiedende wijs met het werkwoord kiezen...

Slide 40 - Open question

This item has no instructions

Werkwoordstijden
ott
onvoltooid tegenwoordige tijd
pvtt
ik bak een taart.
ovt
onvoltooid verleden tijd
pvvt
ik bakte een taart.
vtt
voltooid tegenwoordige tijd
pvtt + vd
ik heb een taart gebakken.
vvt
voltooid verleden tijd
pvvt + vd
ik had een taart gebakken
ottt
onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd
zal + inf
ik zal een taart bakken

ovtt
onvoltooid verleden toekomende tijd
zou + inf
ik zou een taart bakken

vttt
voltooid tegenwoordige toekomende tijd
zal + infvd
ik zal een taart hebben gebakken

vvtt
voltooid verleden toekomende tijd
zou + infvd
ik zou een taart hebben gebakken

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Werkwoordstijden
Hoe bepaal je of de zin een ott - vtt - ovt - vvt - ottt - vttt - ovtt - vvtt is?

stap 1. Staat er een VD in de zin? Ja: v | Nee: o
stap 2. Staat de persoonsvorm in de tt of in de vt?
stap 3. Is de persoonsvorm een vorm van zullen/zouden? Ja: +t

De leerling zou goed gewerkt hebben. = vvtt.

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Welke werkwoordstijden horen bij de zin?
Ik heb zijn aanpak nooit begrepen.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Welke werkwoordstijden horen bij de zin?
Ik zou de bus hebben gemist.
A
ottt
B
ovtt
C
vttt
D
vvtt

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Welke werkwoordstijden horen bij de zin?
Het kind gedroeg zich voorbeeldig.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Welke werkwoordstijden horen bij de zin?
Ik zal een keuze hebben gemaakt.
A
ottt
B
ovtt
C
vttt
D
vvtt

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Welke werkwoordstijden horen bij de zin?
We hadden je vraag al beantwoord.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions

Welke werkwoordstijden horen bij de zin?
Ik zou boodschappen doen.
A
ottt
B
ovtt
C
vttt
D
vvtt

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

Welke werkwoordstijden horen bij de zin?
Ik zal nieuwe gymschoenen kopen.
A
ottt
B
ovtt
C
vttt
D
vvtt

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

Welke werkwoordstijden horen bij de zin?
De conciërge bedient de printer.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 50 - Quiz

This item has no instructions