3.6 Evolutie & 3.7 Verwantschap

Erfelijkheid en evolutie
3.6 Evolutie
3.7 Verwantschap
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Erfelijkheid en evolutie
3.6 Evolutie
3.7 Verwantschap

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
  • Huiswerk
  • Leerdoelen
  • Uitleg
  • Vragen
  • Nabespreken
  • Huiswerk

Slide 2 - Slide

Welke vragen van het huiswerk willen jullie dat ik bespreek?

Slide 3 - Open question

Leerdoelen
  • Je kunt omschrijven wanneer organismen tot één soort behoren.
  • Je kunt beschrijven wat de evolutietheorie inhoudt en hoe geslachtelijke voortplanting, mutatie en natuurlijke selectie bijdragen aan het ontstaan van nieuwe rassen en soorten.
  • Je kunt toelichten wat fossielen hebben bijgedragen aan de evolutietheorie.
  • Je kunt toelichten dat overeenkomsten in de bouw van organen, de bouw van cellen en de samenstelling van stoffen in cellen duiden op verwantschap.

Slide 4 - Slide

Soorten en rassen
  • Soort: organismen behoren tot dezelfde soort als ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
  • Ras: een groep organismen binnen één soort die door bepaalde erfelijke eigenschappen verschilt van de rest van de soort

Slide 5 - Slide

Verschillende rassen

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Populatie
Een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich onderling voortplanten

Slide 8 - Slide

Hoeveel populaties zie je? En hoeveel soorten?

Slide 9 - Slide


Slide 10 - Open question

Evolutie
Ontwikkeling op aarde waarbij
  • soorten veranderen door verandering in genotypen
  • soorten veranderen door natuurlijke selectie
  • nieuwe soorten ontstaan
  • soorten verdwijnen

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Verandering in genotype
populatie: groep organismen van dezelfde soort die zich onderling kunnen voortplanten.

  • geslachtelijke voortplanting
  • mutaties
Hierdoor ontstaan nieuwe fenotypen!

Slide 15 - Slide

Op welke manier kunnen in een populatie andere genotypen ontstaan?
A
Door aanpassing van de fenotypen
B
Door geslachtelijke voortplanting
C
Door verandering van het milieu
D
Door ongeslachtelijke voortplanting

Slide 16 - Quiz

Natuurlijke selectie

Slide 17 - Slide

Natuurlijke selectie

Slide 18 - Slide

Natuurlijke selectie

Slide 19 - Slide

Natuurlijke selectie
  • individuen met een betere aanpassing aan het milieu hebben een grotere overlevingskans.
  • van individuen met een gunstig genotype zullen veel nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten.

Slide 20 - Slide

Het ontstaan van nieuwe soorten

Slide 21 - Slide

Ontstaan van nieuwe soorten
Een nieuwe soort kan ontstaan als:
  • een deel van de populatie langdurig gescheiden is van de rest van de populatie
  • beide populaties ontwikkelen zich (langdurig in verschillende milieus
  • er ontstaan verschillen die er uiteindelijk toe leiden dat de twee populaties zich niet meer met elkaar kunnen voortplanten.
  • Dus dan is er een nieuwe soort!

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Wat is geen rudimentair orgaan?
A
Het heupbeen bij een walvis
B
De blinde darm bij de mens
C
Het staartbotje bij een kat
D
Het staartbeen bij de mens

Slide 29 - Quiz

Wat zijn rudimentaire organen
A
Organen die dezelfde bouw hebben maar een andere functie
B
Organen die dezelfde functie hebben, maar apart van elkaar zijn ontstaan
C
Organen die dezelfde functie hebben, maar niet dezelfde bouw
D
Organen die we door aanpassingen aan het milieu niet meer nodig hebben

Slide 30 - Quiz

Verwantschapsschema of 
evolutionaire stamboom
Door al het DNA van organismen te vergelijken, kan een stamboom van de verwantschap worden opgesteld. Dat noem je een evolutionaire stamboom.

Slide 31 - Slide


Een verwantschapsschema

In de afbeelding is in een verwantschapsschema de afstamming van een aantal soorten weergegeven.
Welke soort is eerder ontstaan, soort 3 of soort 7?




A
soort 3
B
soort 7

Slide 32 - Quiz

Een verwantschapsschema (stamboom) bestaat uit een lijn die de ouderdom aangeeft met aftakkingen.
Byron zegt: hoe dichter de aftakkingen bij elkaar staan, hoe meer dezelfde eigenschappen organismen bezitten.
Jack zegt: hoe langer geleden de soorten een gemeenschappelijke voorouder hebben, hoe meer ze verwant aan elkaar zijn.
Wie heeft of wie hebben gelijk?
A
Alleen Byron heeft gelijk.
B
Alleen Jack heeft gelijk.
C
Geen van beide heeft gelijk.
D
Zowel Byron als Jack hebben gelijk.

Slide 33 - Quiz

Huiswerk
Leren 3.6 en 3.7
Maken van 3.6 opdracht 1, 2, 4 en 6
Maken van 3.7 opdracht 1 t/m 3, 5, 6 en 8

Slide 34 - Slide