Virussen en bacteriën

Virussen en bacteriën 
Virussen en bacteriën voor het praktijkonderwijs, vierdejaars. 

Leerdoelen: 
De leerling weet aan het eind van deze les het verschil tussen virussen en bacteriën te noemen. 
De leerling weet aan het einde van de les wat een vaccin is en hoe het werkt.
De leerling weet aan het einde van deze les hoe het staat met de ontwikkeling rondom het corona vaccin.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Virussen en bacteriën 
Virussen en bacteriën voor het praktijkonderwijs, vierdejaars. 

Leerdoelen: 
De leerling weet aan het eind van deze les het verschil tussen virussen en bacteriën te noemen. 
De leerling weet aan het einde van de les wat een vaccin is en hoe het werkt.
De leerling weet aan het einde van deze les hoe het staat met de ontwikkeling rondom het corona vaccin.

Slide 1 - Slide

Bacteriën
  • Kleine organismen die we niet kunnen zien, maar overal om ons heen zijn. 
  • Ook op en in ons lichaam zitten miljoenen bacteriën. Hier merk je meestal niks van en vaak heeft het juist een nuttige functie. 
  • Bacteriën verspreiden zich gemakkelijk van de ene mens naar de andere. Door lichaamscontact, maar ook via de omgeving. 
  • We kunnen last krijgen van die bacteriën als ze op plaatsen komen waar ze niet thuishoren. Zoals in je bloed, in de blaas of in een wond. Hier kunnen ze een infectie veroorzaken. En hier kun je vervolgens weer ziek van worden. 

Slide 2 - Slide

Virussen
  • Bekend van de griep en verkoudheid 
  • In de mens kunnen virussen zich snel vermeerderen. Na besmetting heb je binnen enkele dagen klachten. 
  • Door kleine druppeltjes bij hoesten of niezen of door de omgeving (deurknop) kun je al besmet raken. 
  • Antibiotica werken NIET tegen virussen

Slide 3 - Slide

Bacteriën zijn altijd slecht voor je:
A
Niet waar
B
Waar

Slide 4 - Quiz

Besmetting van een virus kan komen doordat iemand niest
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Infecties voorkomen
  • Regelmatig je handen wassen en zeker na het gebruik van het toilet. 
  • Hoesten in een papieren zakdoek, de zakdoek weggooien en je handen wassen. 
  • Niet met je handen aan een wond komen. 
  • Bij klachten de huisarts bellen.

Slide 6 - Slide

Antibiotica
  • Dood alleen bacteriën.
  • Altijd de antibioticakuur afmaken anders wordt de bacterie immuun; antibiotica werkt niet meer.

Slide 7 - Slide

Resistentie 
  • Sommige bacteriën zijn niet gevoelig voor een antibioticum. Dit betekend dat de antibiotica dan niet werkt en de bacterie niet dood gaat. Iemand blijft dus ziek, of wordt nog zieker. 
Dit noem je resistentie. 
  • Om dit te voorkomen moet je niet vaak antibiotica gebruiken en ALTIJD de antibiotica kuur afmaken! 

Slide 8 - Slide

Antibiotica werken alleen tegen:
A
Virussen
B
Bacteriën

Slide 9 - Quiz

Om resistentie te voorkomen moet je:
A
De antibioticakuur altijd afmaken
B
Stoppen met de antibiotica als je geen klachten meer hebt

Slide 10 - Quiz

Vaccinatie
  • Vaccinaties beschermen tegen ernstige virussen zoals de mazelen 
  • De vaccins bestaan uit onderdeeltjes van virussen die de ziekte NIET kunnen veroorzaken. Je wordt dus NIET ernstig ziek. 
  • Het lichaam reageert hierop en maakt zogenaamde antistoffen aan. Hierdoor is het lichaam 'immuun' en kan je de ziekte niet meer krijgen. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Link