SAMENHANG & LEESVAARDIGHEID


Samenhang & leesvaardigheid
Examentraining

  1. samenhang in een tekst
  2. verschillende verbanden
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson


Samenhang & leesvaardigheid
Examentraining

  1. samenhang in een tekst
  2. verschillende verbanden

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat is het verschil?

Slide 3 - Mind map

Soorten signaalwoorden
  1. Opsomming
  2. Toelichting of uitleg 
  3. Tegenstelling 
  4. Reden of verklaring 
  5. Oorzaak EN gevolg 
  6. Doel EN middel
  7. Voorbeeld of bewijs 
  8. Voorwaarde
  9. Vergelijking 
  10. Samenvatting of conclusie 

Betekenis
  1. een bepaalde volgorde (kan ook in tijd)
  2. opheldering
  3. verschillende zaken tegenover elkaar 
  4. het waarom (intern)
  5. door het één, gebeurde het andere (extern)
  6. doordat je het ‘middel’ gebruikt, kom je tot een bepaald doel
  7. om iets te verduidelijken
  8. iets dat nodig is of waarvan je eist dat het gebeurt, voordat iets anders gebeurt
  9. naast elkaar bekijken: gelijkenis vaststellen
  10. in het kort weergeven of een gevolgtrekking

Slide 4 - Slide

verschil reden en oorzaak
Een reden heeft te maken met de menselijke wil of keuze.
  • Er zijn veel goede redenen om te stoppen met roken. 
    (daarom/ omdat)

Een oorzaak heeft te maken met externe omstandigheden.
  • Door een nog onbekende oorzaak had de trein vanmorgen
     vertraging. (doordat/ daardoor)

Slide 5 - Slide

Koppel het signaalwoord aan het juiste tekstverband.
Opsomming
Tegenstelling
Voorwaarde
Echter
Maar
Daarentegen
Bovendien
En
Als
Tenzij
Indien
Daarnaast

Slide 6 - Drag question

Ik neem altijd een boterham, een koekje en fruit mee. Ook een flesje drinken mag niet ontbreken.
A
vergelijking
B
Opsomming
C
voorbeeld

Slide 7 - Quiz

Mandarijnen lijken soms op sinaasappels.
A
voorbeeld
B
samenvatting-conclusie
C
vergelijking

Slide 8 - Quiz


Mandarijnen zijn bijvoorbeeld vaak heel sappig, daardoor krijg je vieze handen.
A
voorbeeld
B
doel-middel
C
oorzaak-gevolg

Slide 9 - Quiz

Om niet te laat te komen, ga ik altijd op tijd van huis.
A
oorzaak-gevolg
B
doel-middel
C
tijd

Slide 10 - Quiz

Op school wil ik voor de les nog van alles doen, zoals even kletsen met mijn vriendin.
A
voorbeeld
B
voorwaarde
C
opsomming

Slide 11 - Quiz

MAKEN BOUWSTENEN 3F H4
- Instaptoets
- 4.1 warmlopen
- 4.2 Lezen
- 4.3 Luisteren

Slide 12 - Slide