Taal blok 1 - groep 6 en 7 - 26 sept

Taal blok 1
1 / 26
next
Slide 1: Slide
TaalSpeciaal OnderwijsLeerroute 6

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Taal blok 1

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Je werkt in tweetallen --> groep 6 met groep 7
Je werkt samen op 1 tablet.
Vragen voor groep 6 zijn blauw.
Vragen voor groep 7 zijn geel.
Je mag met elkaar overleggen.

Slide 2 - Slide

Joris zet de boeken in de kast.
A
telwoord
B
voorzetsel
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Quiz

Joris zet de boeken in de kast.
A
Joris
B
de boeken
C
de kast
D
zet

Slide 4 - Quiz

Wat is geen voorzetsel?
A
de
B
op
C
in
D
gedurende

Slide 5 - Quiz

Moniek heeft van de haren van haar zus een vlecht gemaakt.
A
Moniek
B
gemaakt
C
van
D
heeft

Slide 6 - Quiz

Hugo heeft nog 12 dropjes in zijn zak zitten.
A
voorzetsel
B
lidwoord
C
telwoord
D
werkwoord

Slide 7 - Quiz

Patrick geeft de stoffen tas aan zijn moeder.
A
lidwoord
B
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord

Slide 8 - Quiz

De laatste groep moest ook de afwas doen.
A
afwas
B
groep
C
laatste
D
moest

Slide 9 - Quiz

goedkoop - goedkoper - ...

Slide 10 - Open question

Juf Tessa eindigde zondag op de eerste plaats.
A
hooftelwoord
B
rangtelwoord

Slide 11 - Quiz

... - meer - meest

Slide 12 - Open question


A
logo
B
pictogram

Slide 13 - Quiz

Bart heeft meer knikkers ... Bram.
A
als
B
dan

Slide 14 - Quiz


A
pictogram
B
logo

Slide 15 - Quiz

Gerrit is even groot dan Koen.
A
deze zin is goed
B
deze zin is fout

Slide 16 - Quiz

Roodkapje liep op een middag door het bos. Ze zag mooi bloemen staan die ze voor haar oma wilde plukken. Ze plukte de bloemen en huppelde vrolijk verder.
A
verhaal
B
verslag

Slide 17 - Quiz

Wat is geen schrijfdoel?
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
scoren

Slide 18 - Quiz

De agent gaf me gisteren een bon voor te hard rijden.
A
bekeuring
B
cadeau
C
compliment
D
rijbewijs

Slide 19 - Quiz

Hey bro, hoee kom je naar mij?
A
standaardtaal
B
streektaal
C
straattaal

Slide 20 - Quiz

Het resultaat is hetzelfde als het gevolg ergens van.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Hij werd een beetje boos om mijn opmerking.
A
tegen de haren instrijken
B
gouden handen hebben
C
mond voorbij praten
D
op onze buik schrijven

Slide 22 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Hij had goed geleerd en begon vastberaden aan de toets.
B
De weg was afgesloten, ze kon daar vastberaden niet in.

Slide 23 - Quiz

Hij was te laat thuis en kon een lekker toetje wel ...
A
op zijn buik schrijven
B
door de knieën gaan
C
aan de orde van de dag
D
haarfijn aanvoelen

Slide 24 - Quiz

De juf is ... aan haar gele hesje op het plein.
A
samenleving
B
zichtbaar
C
herkenbaar
D
schadelijk

Slide 25 - Quiz

Wat betekent je mond voorbij praten?
A
heel veel kletsen
B
een geheim doorvertellen
C
iets vervelends over iemand vertellen

Slide 26 - Quiz