Sector 02 - Tweedimensionale kunst

Sector 02 - Tweedimensionale kunst
1 / 63
next
Slide 1: Slide
KunstSecundair onderwijs

This lesson contains 63 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Sector 02 - Tweedimensionale kunst

Slide 1 - Slide

Waar denk je aan?

Slide 2 - Mind map

Twee dimensies
Bij de analyse van kunst is een onderscheid mogelijk tussen tweedimensionale en driedimensionale kunst. 
Die indeling wordt gemaakt op basis van de dimensies van het kunstwerk. 
Tweedimensionale kunst heeft twee maten nl. lengte en breedte. 
Bij driedimensionale kunst komt daar nog hoogte of diepte bij.


Slide 3 - Slide

Geef enkele voorbeelden van tweedimensionale dragers.

Slide 4 - Open question

Twee dimensies
Tweedimensionale kunst is ongeveer zo oud als de mens zelf. Denk maar aan de grottekeningen waarmee de prehistorische mens zich al wist uit te drukken.

Toch kan een kunstenaar van 
tweedimensionale kunst ook 
in de diepte werken.

Slide 5 - Slide

Op welke manieren kan een tekenaar of schilder diepte creëren?

Slide 6 - Open question

Oefening
Maak oefening 3 vanaf pagina 20 

Slide 7 - Slide

Schilderkunst

Slide 8 - Mind map

Schilderkunst
 is een beeldende kunst waarbij lijnen en kleuren met verf aangebracht worden op een plat vlak. 
Dat klinkt misschien als een heel ruime definitie, maar zowel de manieren om dat te doen als de soorten verf en mogelijke ondergronden zijn ontelbaar.

Slide 9 - Slide

Schilderkunst
De schildertechniek gaat over de technische middelen en de ambachtelijke methoden die gebruikt worden om een schilderij of muurschildering te maken.
De schilderstijl gaat over het geheel van uitdrukkingsvormen die de schilder in een bepaalde periode kenmerken.

Slide 10 - Slide

Schilderkunst
Soms oefent de schildertechniek een invloed uit op de schilderstijl. Lange tijd waren kunstenaars door hun materiaal en de bereiding van de verf aan het atelier gebonden. Maar met de komst van de verftube halverwege de 19e eeuw werd het mogelijk om en plein air (buiten, in openlucht) te schilderen. Verf in een tube droogde niet uit en kon in handige hoeveelheden worden meegenomen. Dat had een grote invloed op de ontwikkelingen in de beeldende kunst, in het bijzonder op het impressionisme. ‘Zonder tube geen impressionisme’, stelde de Franse schilder Auguste Renoir (1841-1919) zelfs ooit.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Fresco
De term fresco verwijst zowel naar de muur- en plafondschildering als naar de eeuwenoude schildertechniek.
Fresco’s werden al gemaakt door de Egyptenaren, Grieken, 
Etrusken en Romeinen.
Aan het begin van de middeleeuwen werd de techniek 
echter in sommige delen van Europa minder gebruikt.

Slide 13 - Slide

Fresco
Het was de Italiaanse schilder Giotto di Bondone (1266-1337) die de
frescotechniek nieuw leven inblies.

In de renaissance bereikte de frescoschilderkunst
haar hoogtepunt met werken van beroemde kunstenaars als Piero della Francesca (1415-1492), Michelangelo Buonarotti (1475-1564) en Rafael (1483-1520).

Slide 14 - Slide

Beschrijf de techniek fresco

Slide 15 - Mind map

Fresco
De term fresco komt uit het Italiaans en
betekent ‘vers’. De techniek al fresco bestaat dan ook uit schilderen op vers
aangebracht, nat pleisterwerk, waardoor de pigmenten geabsorbeerd worden door het pleister. Voordat de kalk wordt aangebracht, schetst de kunstenaar met houtskool de gewenste afbeelding.

Na het aanbrengen van de natte kalklaag blijft de tekening
zichtbaar onder de witte kalk en brengt de schilder de schildering aan.

Slide 16 - Slide

Fresco
Omdat de ondergrond vochtig moet zijn, kan een schilder per dag slechts een van tevoren afgemeten stuk van de muur beschilderen. 
Dat heet een giornata of dagdeel. 
Die dagdelen hebben een beperkte afmeting, afhankelijk van hoeveel de frescoschilder in één dag kan schilderen. Ze zijn ook heel wisselend
van vorm en omvang.

VAKTAAL: Fresco: muurschildering met verf op een natte kalklaag

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Fresco - ondertekening
Is een tekening of schets die op de grondlaag van een schilderij wordt aangebracht voordat er geschilderd wordt.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Fresco
Maak oefeningen op pagina 23.

Slide 22 - Slide

Tempera
In de middeleeuwen en vroegrenaissance werkten de meeste kunstschilders, zoals Sandro Botticelli (1445-1510) en Andrea Mantegna (1431-1506) met tempera, een mengsel van pigment (fijngemalen kleurstof) en verdund eigeel. Het woord tempera komt dan ook van het Latijnse temperare, dat mengen betekent.
Het mengsel van eigeel en pigmenten leverde een dunne, goed hechtende, maar vooral ook sneldrogende verf op. Het kon slechts in kleine porties gemaakt en verwerkt worden. Tempera was bovendien niet transparant.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Icoon

Slide 25 - Mind map

Iconografie 
De term iconografie is het bestuderen en beschrijven van de inhoudelijke onderwerpen uit de beeldende kunsten.
Het icoon als term gaat over afbeeldingen van Maria of Christus waaraan een spirituele betekenis wordt toegekend en die aan strenge regels voldoen.
Naast de herkomst en de techniek, is ook de uniforme vormgeving typerend voor een icoon.
De icoonschilder is gebonden aan strikte voorschriften. De kerk heeft namelijk regels vastgelegd om de zuiverheid en de uniformiteit van de werken te garanderen. 

VAKTAAL: Grieks-orthodoxe afbeelding van Christus, Maria of heiligen, geschilderd op een houten paneel volgens strenge kerkelijke regels, waaraan een spirituele waarde wordt toegeschreven

Slide 26 - Slide

Miniatuurkunst
Ook de miniatuurkunst van de middeleeuwen maakte
gebruik van tempera. Zo werden met deze techniek o.a.
voor de getijdenboeken prachtige verluchte letters 
geschreven, miniaturen geschilderd en hele bladzijden
van randmotieven voorzien. 

Getijdenboeken zijn handschriften met gebeden,
die op bepaalde tijden van de dag en het jaar moeten 
worden opgezegd.

Slide 27 - Slide

da Vinci - Laatste avondmaal
In opdracht van de hertog van Milaan schilderde hij tussen 1495 en 1498 het monumentale fresco Het Laatste Avondmaal voor de muur van de eetzaal van het net gerenoveerde
dominicanerklooster Santa Maria delle Grazie in Milaan.
Vandaag mag het dan wel een van de bekendste schilderijen aller tijden zijn, op het moment van schildering werd het beschouwd als een mislukt experiment. De kunstenaar, die niet
tevreden was met de beperkingen van de frescotechniek, had geëxperimenteerd met tempera op een droge pleisterlaag. Hij werkte met andere woorden al secco en niet al fresco. Enkele
jaren na de voltooiing raakte de muurschildering in verval.
Er zijn sindsdien meerdere restauratiepogingen ondernomen, al kon het werk nooit in zijn oorspronkelijke glorie hersteld worden. Ondanks de slechte staat van het werk, wordt het gezien als het grote meesterwerk van de kunstenaar.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Olieverf
Sandro Botticelli was de laatste grote schilder die volledig met tempera schilderde. Steeds meer
Italiaanse schilders begonnen te experimenteren met pigment en (lijn)olie. In de Nederlanden werd de schildertechniek met olieverf al geperfectioneerd door Jan Van Eyck (1390-1441). 
Hij bracht in zijn werk verschillende (dunne, doorschijnende) lagen aan, waardoor die meer diepte en realisme kregen.

Het gebruik van olieverf leverde duidelijk een aantal grote voordelen op en werd dan ook snel
overgenomen door andere Vlaamse Primitieven, zoals Rogier van der Weyden (ca. 1400-1464) en
Hans Memling (ca. 1433-1494).

Slide 30 - Slide

Olieverf
Maak oefening 11 op pagina 26 in het handboek
en oefening 12 op pagina 27.

Slide 31 - Slide

Olieverf
Olieverf droogt langzaam, zodat er lang aanpassingen in de voorstelling kunnen worden aangebracht. Een dergelijke wijziging tijdens het schilderen van het originele werk is een pentimento. Pentimenti zijn in het afgewerkte schilderij vaak onzichtbaar voor het blote oog, maar kunnen aan het licht komen door onderzoek met röntgenstraling of door vergelijking van het schilderij met de originele ondertekening. Die kan soms zichtbaar worden gemaakt dankzij onderzoek met infraroodlicht.

Slide 32 - Slide

Enkele schildertechnieken op basis van werkwijze
Naast verschillende materialen bestaan er ook verschillende technieken om verf aan te brengen. In de oefening komen slechts enkele aan bod, maar de lijst is veel langer.

Maak OEFENING 13 op pagina 27-28. Jullie krijgen hier 10 minuten voor.

Slide 33 - Slide

Grafiek
Grafiek of prentkunst is een verzamelnaam voor alle soorten kunst die door middel van een afdruktechniek worden gemaakt.

Drukken is het overbrengen van drukinkt op een te bedrukken materiaal, met behulp van een drukvorm en een drukkracht. 
Er zijn vier klassieke druktechnieken: hoogdruk, diepdruk, vlakdruk en doordruk.

Omdat de prenten of afdrukken worden gemaakt met een druktechniek, is het mogelijk het afdrukproces te herhalen. Daardoor bestaan er vaak meerdere afdrukken met dezelfde afbeelding. Dat wordt de reproduceerbaarheid van het kunstwerk genoemd.

Slide 34 - Slide

Grafiek
Maak oefening 14 in je handboek terwijl je naar het volgende beeldfragment kijkt.

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Grafiek
Van een hoog niveau is de Japanse houtsnede of Ukiyo-e. Die werd sinds het midden van
de 18e eeuw ook in Europa populair en had een grote invloed op de Europese kunstwereld,
in het bijzonder op het impressionisme en postimpressionisme.
Zo had Vincent van Gogh (1853-1890) een grote bewondering voor de compositie en
de krachtige lijnvoering van de prenten. Hij liet zich er meermaals door inspireren.
inspireren.

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Diepdruk
Bij diepdruk wordt het drukbeeld verdiept aangebracht. De hele drukvorm wordt voorzien van een inktlaag. Die wordt vervolgens afgestreken, zodat de inkt alleen in de verdiepte delen blijft zitten. 
Een bekende toepassing van diepdruk is de ets, de opvolger van de gravure, waarbij de lijn met kracht in het metaal werd gesneden. De etser moet ermee rekening houden dat de afdruk  in spiegelbeeld zal staan.

Maak opdracht 15 terwijl jullie volgend fragment bekijken

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Video

Diepdruk
Rembrandt van Rijn (1606-1669) was niet alleen een voortreffelijke barokschilder, hij was
ook een belangrijk etser. Hij maakte tijdens zijn leven ongeveer 290 etsen.

Slide 41 - Slide

Vlakdruk

Bij vlakdruk liggen de af te drukken delen op gelijke hoogte met de niet af te drukken delen. Er worden twee stoffen gebruikt die elkaar afstoten: water en vet. Eerst wordt de drukplaat vochtig gemaakt, waarbij de gladde delen van de drukplaat het water afstoten en de ruwere delen het water aantrekken. Daarna wordt de plaat geïnkt, waarbij het water op de ruwere delen de vette inkt afstoot. Vervolgens kan de afbeelding worden gedrukt. Ook hier staat de afdruk in spiegelbeeld.
Een voorbeeld van vlakdruk is lithografie, ook wel steendruk genoemd. Lithografie was heel populair rond de jaren 1890. De druktechniek was lange tijd hét middel om afbeeldingen in een hoge oplage af te drukken in kranten, tijdschriften, boeken en op affiches.

Slide 42 - Slide

Vlakdruk
Maak oefening 16 in je handboek terwijl je naar het volgende beeldfragment kijkt.

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Video

Vlakdruk
De Franse kunstschilder en graficus Henri de Toulouse- Lautrec (1864-1901) heeft de lithografie als kunstvorm bekendgemaakt en technisch verbeterd. De affiches die hij in 1890 maakte, kenmerkten zich door visuele eenvoud. Dat was noodzakelijk voor de techniek en voor de commerciële functie van de afbeelding. Zijn experimenten met kleurenlithografie
maakten deze druktechniek tot een van de belangrijkste kunstvormen van de 19e eeuw.

Slide 45 - Slide

Doordruk
Bij doordruk drukt de inkt door de open delen van de drukvorm. Een voorbeeld van doordruk is de zeefdruk. Die techniek wordt gebruikt voor meerdere grafische doeleinden, zoals affiches en kunstdrukken, maar ook textielbedrukking.
Een bekend voorbeeld van een kunstenaar die de zeefdruktechniek gebruikte, is Andy Warhol (1928-1987). Zijn techniek bestond erin zwart-witfoto’s van zijn onderwerpen via zeefdruk op doek aan te brengen. Daarna beschilderde hij ze met felle kleuren.
Wereldberoemd zijn zijn Campbell soepblikken en afdrukken van sterren als Marilyn Monroe,
Marlon Brando en Elvis Presley.

Slide 46 - Slide

Andy Warhol
was een Amerikaanse kunstenaar die behoorde tot de popart. Dat is een kunststroming
die min of meer tegelijkertijd, maar toch los van elkaar, is ontstaan in het Verenigd
Koninkrijk en de Verenigde Staten. De popart-artiesten van de jaren ’50 en ’60 van de 20e eeuw
reageerden tegen het elitaire abstract expressionisme (waar onder andere Jackson Pollock deel
van uitmaakte). Ze wilden hun kunst naar het volk brengen en zochten inspiratie op straat en in de massaconsumptie. De naam van de stroming is dan ook afgeleid van popular art.

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Oefening 
Maak oefening 17 - 18  in je handboek

Slide 49 - Slide

VAKTAAL
Diepdruk: grafische druktechniek waarin de kleine verdiepte uitsparingen de inkt vasthouden
Doordruk: grafische druktechniek (waaronder zeefdruk) waarbij de inkt door de open delen
van de drukvorm wordt gedrukt
En plein air: buiten, in openlucht (verwijst naar het buiten, ter plaatse schilderen)
Fresco: muurschildering met verf op een natte kalklaag
Glas in lood: vensterraam bestaande uit stukken glas in loodlijsten
Grafiek: (prentkunst) verzamelnaam voor alle soorten kunst die door middel van een afdruktechniek worden gemaakt

 

Slide 50 - Slide

VAKTAAL
Hoogdruk: grafische druktechniek waarbij de delen die de afdruk moeten vormen, verhoogd
aangebracht worden op de drukvorm
Icoon: Grieks-orthodoxe afbeelding van Christus, Maria of heiligen, geschilderd op een houten paneel volgens strenge kerkelijke regels, waaraan een spirituele waarde wordt toegeschreven
 Ondertekening: tekening of schets die op de grondlaag van een schilderij wordt aangebracht
voordat er geschilderd wordt
Pentimento: fysiek bewijs van aangebrachte veranderingen van een kunstenaar, die duidelijk
worden wanneer delen van een overgeschilderd schilderij zichtbaar worden
 

Slide 51 - Slide

VAKTAAL
Pigment: natuurlijke of chemische stof die licht in bepaalde kleuren absorbeert en in
andere kleuren reflecteert

Tempera: verf op basis van een mengsel van fijngemalen kleurstof en verdund eigeel

 Vlakdruk: grafische druktechniek waarbij de af te drukken delen op gelijke hoogte liggen
met de niet af te drukken delen
 



Slide 52 - Slide

Welke techniek gebruikte Leonardo da Vinci in het laatste avondmaal?

Slide 53 - Open question

De schildertechniek waarbij verf gebruikt wordt op basis van een mengsel van fijngemalen kleurstof en verdund eigeel, is de
A
olieverftechniek
B
Frecotechniek
C
Temperatechniek

Slide 54 - Quiz

Iconen worden traditiegetrouw vervaardigd met de
............. - techniek.
A
olieverf
B
Tempera
C
Freco

Slide 55 - Quiz

De tekening of schets die op de grondlaag van een schilderij wordt aangebracht voordat er geschilderd wordt, is een

A
pigment
B
pentimento
C
ondertekening

Slide 56 - Quiz

Omdat de ondergrond van een fresco vochtig moet zijn wanneer die aangebracht wordt, wordt het volledige fresco steeds op één dag gemaakt.
A
waar
B
niet waar

Slide 57 - Quiz

De originele ondertekening van een schilderij kan soms zichtbaar worden gemaakt dankzij onderzoek met infraroodlicht.
A
waar
B
niet waar

Slide 58 - Quiz

Omdat er in tweedimensionale kunst enkel lengte en breedte is, kunnen kunstenaars geen diepte creëren in die kunstwerken
A
waar
B
niet waar

Slide 59 - Quiz

In de middeleeuwen en vroegrenaissance werkten de meeste kunstschilders met tempera, een mengsel van pigment en verdund eigeel.
A
waar
B
niet waar

Slide 60 - Quiz

Bekijk het detail van het kunstwerk
'Jonge man met medaille' van Botticelli.
Welke techniek werd hier gebruikt?

Slide 61 - Open question

Slide 62 - Slide

Bekijk het kunstwerk grondig.
Wat kun je (zeker in de lucht) heel goed zien?
A
het effect van olieverf
B
een pentimento
C
de aanwezigheid van een icoon
D
de verschillende gionate

Slide 63 - Quiz