IO 20C. Week 2. Act. 2.3. Groepsdynamica






 Theorieles: 
sociogram & groepen 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson






 Theorieles: 
sociogram & groepen 

Slide 1 - Slide

Programma
  • Sociogram bespreken 
  • Groepen/ groepsdynamica 
  • Test vragen 

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  1. Je begrijp wat een sociogram is en kunt dit zelf toepassen.
  2. Je kunt de volgende begrippen uitleggen: groep, groepssfeer, groepsdynamiek, groepscohesie en groepsklimaat​. 
  3. Je kunt de soorten groepen benoemen én uitleggen.

Slide 3 - Slide

Wat is een sociogram?

Slide 4 - Mind map

Sociogram​
Waarom?​ 
Om de relaties binnen de groep in kaart te brengen -> wie is de leider van de groep, wie gaan graag met elkaar om en wie niet?​ 
Deze informatie kun je gebruiken om de groep te sturen. 

Bijvoorbeeld:​ 
Je kunt kinderen bij elkaar zetten die elkaar leuk vinden zodat ze een groep kunnen vormen 

Slide 5 - Slide

Sociogram 
Hoe?​ 
  • Observaties en vragenlijsten
  • https://www.sometics.com/en/sociogram 
Voorbeeld opzet vragenlijst: Ieder kind vult in met wie ze graag samenwerken en omgaan, en met wie niet. Ook vraagt hij ze wie ze als leider van de groep zien en wie ze storend vinden.

Slide 6 - Slide

voorbeeld 1
voorbeeld 2

Slide 7 - Slide

Achtergrondinformatie:​ 
Groep bestaat uit: Elke, Sophie, Rashid, Irma en Bas​ 

Elke werkt graag samen met Sophie & Irma​ 
Sophie werkt graag samen met Elke & Irma ​ 
Rashid werkt graag samen met Irma​ 
Irma werkt graag samen met Sophie, Elke & Rashid​ 
Bas werkt graag samen met Rashid​ 
Volgens alle groepsleden is Irma de leider van de groep.​​
Opdracht maak een sociogram met de achtergrondinformatie​

Tijd: 5 minuten 

Hoe: lees de achtergrondinformatie en maak de opdracht (op papier of op jouw laptop)​ 

Kom je er niet uit: lees 9.2 uit methodiek en begeleiden voor pedagogisch werk. Kom je er dan niet uit, vraag een medestudent of docent.​
 
Uitkomst: de opdracht wordt klassikaal nabesproken​ 

Slide 8 - Slide

Uitgewerkte sociogrammen bespreken 

Slide 9 - Slide

Een groep =  
een verzameling van twee of meerdere personen die een gemeenschappelijk doel hebben of die zich met elkaar identificeren. 

Slide 10 - Slide

Groep
Een belangrijk kenmerk van een groep is direct contact tussen de groepsleden en de wederzijdse beïnvloeding van elkaar. 

Iedere groep heeft een groepsstructuur -> die geeft richtlijnen voor de interactie tussen de leden van de groep. Ieder groepslid heeft een eigen positie en rol binnen de groep.

Slide 11 - Slide

Een groep kinderen die samen op de bus wacht, is minder een groep dan kinderen die bij elkaar in de klas zitten.
Ben je daar mee eens of oneens?
Geef aan waarom je dat vindt.

Slide 12 - Open question

Begrippen groep
Groepssfeer= een positieve of negatieve stemming door de interactie tussen  groepsleden.​ 

Groepsdynamiek= zegt iets over de processen binnen de groep: wat vinden de leden belangrijk en hoe gaan ze met elkaar om.​ 

Groepscohesie= wanneer een groep één geheel vormt, en waarvan de groepsleden graag bij elkaar zijn, trouw zijn aan elkaar en zorgzaam en vertrouwelijk met elkaar omgaan. ​ 

Groepsklimaat= De heersende cultuur, het geheel van normen en waarden binnen een groep. ​ 
De basis ervan wordt gevormd door groepsnormen. ​

Slide 13 - Slide

Positieve en negatieve groepen
Positieve groep = 'wij' gevoel 
Kinderen willen samen uit conflicten komen ​ 
Nieuwe groepsleden en sociaal onhandige kinderen worden relatief snel en eenvoudig opgenomen. ​ 
Kinderen voelen zich veilig en met elkaar verbonden

Slide 14 - Slide

Negatieve groep 
Een negatieve groep : Geen samenhang.​ 
Terugkerende conflicten en onderlinge spanningen​ 
Sfeer van ‘wij’ en ‘zij’.​ 
Nieuwe groepsleden en sociaal onhandige kinderen worden vaak kritisch gevolgd

Slide 15 - Slide

Is er bij jou op stage sprake van een positieve of negatieve groep? Leg uit.

Slide 16 - Open question

Op stage heb je een groep waar veel onderlinge spanningen zijn. De kinderen voelen zich niet prettig in deze groep.

Wat zou jij kunnen doen om van deze groep een meer positieve groep te maken?

Slide 17 - Open question

Primaire groepen:​  
Mensen uit jouw directe omgeving. ​  
Mensen die dicht bij je staan en waarmee je een gevoelsband hebt. ​ 
Secundaire groepen​ 
Je gaat een verbinding aan omdat je samen een klus te klaren hebt of omdat je een gemeenschappelijk doel hebt.​ 
​ 

Slide 18 - Slide

Primaire groep
Secundaire groep 

Slide 19 - Slide

Formele groepen ​ 
Bij formele groepen hebben de groepsleden de groep niet zelf samengesteld, maar is deze gevormd door een organisatie.​
 
Bijvoorbeeld jullie klas 


Kunnen jullie hier een voorbeeld van noemen?
Informele groepen​ 
Informele groepen ontstaan spontaan. Ze zijn niet verplicht, hebben een sociaal karakter en een veranderende samenstelling. Hoewel je niet wordt gedwongen om aan zo'n groep deel te nemen, kan de sociale druk om dat wel te doen groot zijn. 

Slide 20 - Slide

Homogene groepen​ 
Een groep die bestaat uit kinderen met dezelfde kenmerken
Heterogene groepen:​ 
De individuele kenmerken verschillen.

Slide 21 - Slide

Wat voor soort groep is de groep waarbij je stage loopt?​
Denk aan positieve/negatieve groep, primair/secundaire groep, formele/informele groep, homogene/heterogene groep​

Slide 22 - Mind map

Quiz time!! 

Slide 23 - Slide

Waarvoor gebruiken we een sociogram?
A
Om de relaties binnen de groep in kaart te brengen
B
Om inzicht te krijgen wat het karakter van elk persoon in de groep is
C
Om de verbindingen met de personen in de groep te creëren

Slide 24 - Quiz

Functie van groepen​
Voordelen:​ 
Veiligheid bieden -> je hoort ergens bij en staat er niet alleen voor​ 
Sociale identiteit en status bieden​ 
Samen een taak vervullen (=taakdoel)​ 
Het goed hebben met elkaar (=sfeerdoel)​ 
​ 
Nadelen:​ 
Je kunt afhankelijk worden van jouw groepsleden​ 
Je durft geen eigen keuzes te maken of voor jouw mening uit te komen​

Slide 25 - Slide

Wat is groepscohesie?
A
Mensen uit jouw directe omgeving.
B
wanneer een groep één geheel vormt, en waarvan de groepsleden graag bij elkaar zijn, trouw zijn aan elkaar en zorgzaam en vertrouwelijk met elkaar omgaan. ​
C
De heersende cultuur, het geheel van normen en waarden binnen een groep. ​ De basis ervan wordt gevormd door groepsnormen. ​

Slide 26 - Quiz

Primaire groep
Secundaire groep
Heterogene groep

Slide 27 - Drag question

Wat vond jij van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll