7.4E Bijvoeglijk/zelfstandig alle(n) sommige(n)

Bijvoeglijk/zelfstandig
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bijvoeglijk/zelfstandig

Slide 1 - Slide

Je leert
Hoe je een bijvoeglijk naamwoord zelfstandig kunt gebruiken.

Slide 2 - Slide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 3 - Slide

Enkele(n)/beide(n)/sommige(n)
Deze woorden kun je bijvoeglijk gebruiken.
  • Beide meisjes waren boos.
  • Sommige kippen hebben mooie veren.
  • Enkele mensen liepen hem zo voorbij.
  • Alle kinderen waren op tijd op school.
  • Allemaal bijvoeglijk gebruikte vormen.


Slide 4 - Slide

Enkele(n)/beide(n)/sommige(n)
Maar deze woorden kun je ook zelfstandig gebruiken. Let er dan op dat als ze naar mensen verwijzen dat er een “n” achter komt.
Beide meisjes waren boos. -> Beiden waren boos.
Sommige kippen hebben mooie veren. -> Sommige hebben mooie veren (verwijst zeker niet naar mensen)
Enkele mensen liepen hem zo voorbij. -> Enkelen liepen hem zo voorbij.
Alle kinderen waren op tijd op school. -> Allen waren op tijd op school.
Vetgedrukt is zelfstandig gebruikt.

Slide 5 - Slide

Ook met andere bnw
Dove mensen kunnen via gebarentaal het nieuws volgen.
Doven kunnen via gebarentaal het nieuws volgen.
Dove katten zijn sneller bang buiten.
Dove zijn sneller bang buiten.

Slide 6 - Slide

met of zonder n?
Er komt een n achter als:
- het zelfstandig is
- het verwijst naar mensen

Slide 7 - Slide

Instinker
Witte en grijze wolken dreven voorbij.

Is witte zelfstandig of bijvoeglijk?

Slide 8 - Slide

Van die kranten zijn er nog (enkele/enkelen) heel.
A
enkele
B
enkelen

Slide 9 - Quiz

(Beide/beiden) kwamen te laat in de les.
A
beide
B
beiden

Slide 10 - Quiz

Sommige / Sommigen mannen worden ooit vader.
A
sommige
B
sommigen

Slide 11 - Quiz

Enkele/enkelen deelnemers waren het niet eens met het besluit.

A
enkele
B
enkelen

Slide 12 - Quiz

Alle/allen aanwezigen waren netjes aangemeld bij het bestuur.
A
Alle
B
Allen

Slide 13 - Quiz

Hij heeft alle/allen cola opgedronken.
A
alle
B
allen

Slide 14 - Quiz

Dat is voor ons (beide / beiden) het handigst.
A
beide
B
beiden

Slide 15 - Quiz

Je leerde
hoe je bijvoeglijke naamwoorden zelfstandig kunt gebruiken. 

Maak 7.4E

Slide 16 - Slide