What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Starttaal Vooraf T5 H4
Nederlands
THEMA 5 VERVOER
H4
Taalverzorging
deel 1
1 / 46
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
This lesson contains
46 slides
, with
text slides
.
Lesson duration is:
90 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Nederlands
THEMA 5 VERVOER
H4
Taalverzorging
deel 1
Slide 1 - Slide
is het woord
waar je vaak
de
,
het
of
een
vóór kunt zetten.
= zelfst nw
het zelfstandig naamwoord
Slide 2 - Slide
Je kunt er
een
lidwoord
voor zetten.
hond ->
de
hond
huis ->
het
huis
fiets ->
een
fiets
Hoe vind je een zelfst.nw in een zin?
Let op!
Het lidwoord hoeft er niet altijd bij te staan:
Moeder
gaat
pannenkoeken
bakken.
Slide 3 - Slide
Het zelfst.nw
kan in het
enkelvoud
of
meervoud
.
blz. 52
Slide 4 - Slide
ENKEL
voud
MEER
voud
=
één,
alleen
=
twee of meer
Slide 5 - Slide
Je kunt het woord
in het
enkelvoud / meervoud
zetten.
één hond twee
hond
en
één huis twee
huiz
en
twee fiets
en
één
fiets
Hoe vind je een zelfst.nw. in een zin?
Slide 6 - Slide
uitleg 3
Een andere manier om
het zelfstandig naamwoord te herkennen
is dat je er een
verkleinwoord
van kunt maken.
Een verkleinwoord eindigt vaak op:
-pje
-tje
-enz
Dit staat niet in het boek!
Slide 7 - Slide
Je kunt er
een
verkleinwoord
van maken.
de hond het
hond
je
de boom het
boom
pje
de bal het
balle
tje
Hoe vind je een zelfst.nw in een zin?
Slide 8 - Slide
Hoe vind je een ZN in een zin?
Slide 9 - Slide
Zet het woord
in het
enkelvoud
/
meervoud
.
Hoe vind je een zelfst.nw. in een zin?
1.
Zet er
een lidwoord
voor.
3.
Maak er een
verkleinwoord
van.
2.
Maak er een
enkelvoud /
meervoud
van.
de , het , een
-je , -pje , -etje
Slide 10 - Slide
Be
.
1. Samen opdrachten doornemen.
2. Opdrachten zelfstandig maken.
aan de slag!
zie volgende dia's
Slide 11 - Slide
blz 50
- Plaats er een lidwoord voor.
de , het , een
- Zet het woord in
enkelvoud / meervoud.
-Verklein het woord.
pje , tje
Hoe vind ik een zelfst.nw. in de zin?
Slide 12 - Slide
- Plaats er een lidwoord voor.
de , het , een
- Zet het woord in
enkelvoud / meervoud.
-Verklein het woord.
pje , tje
blz. 51
Hoe vind ik een zelfst.nw. in de zin?
Slide 13 - Slide
- Plaats er een lidwoord voor.
de , het , een
- Zet het woord in
enkelvoud / meervoud.
-Verklein het woord.
pje , tje
blz. 53
Hoe vind ik een zelfst.nw. in de zin?
Slide 14 - Slide
- Plaats er een lidwoord voor.
de , het , een
- Zet het woord in
enkelvoud / meervoud.
-Verklein het woord.
pje , tje
blz. 53+ 54
Hoe vind ik een zelfst.nw. in de zin?
Slide 15 - Slide
Be
.
1. Maak opdr. 1 t/m 3.
2. Maak taken via JE.
3. Maak werkblad(en).
Klaar?
Maak opdracht 4.
Kijk werkblad(en) na.
aan de slag!
- Plaats er een lidwoord voor.
de , het , een
- Zet het woord in
enkelvoud / meervoud.
-Verklein het woord.
pje , tje
timer
15:00
Hoe vind ik een zelfst.nw. in de zin?
Slide 16 - Slide
Evalueren .
Hoe vind ik een zelfstandig naamwoord in de zin?
Slide 17 - Slide
Nederlands
THEMA 5 VERVOER
H4
Taalverzorging
deel 2
Slide 18 - Slide
Terugblik vorige les
Hoe vind je een ZN in een zin?
Slide 19 - Slide
Zet het woord
in het
enkelvoud
/
meervoud
.
Hoe vind je een ZN in een zin?
1.
Zet er
een lidwoord
voor.
3.
Maak er een
verkleinwoord
van.
2.
Maak er een
enkelvoud /
meervoud
van.
de - het - een
pje - tje - etje
Slide 20 - Slide
Doelen .
- Ik weet wanneer een werkwoord
in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd staat.
- Ik kan de persoonsvorm in een zin vinden.
- Ik kan het onderwerp in een zin vinden.
Slide 21 - Slide
Wat gaan we doen?
1. theorie
2. opdrachten maken
3. evalueren
Slide 22 - Slide
het werkwoord
=
iets dat je
kunt doen.
Slide 23 - Slide
de persoonsvorm
=
het werkwoord
dat verandert.
Slide 24 - Slide
het onderwerp
=
wie of wat
doet het
in de zin.
Slide 25 - Slide
Be
.
1. Samen opdrachten doornemen.
2. Opdrachten zelfstandig maken.
aan de slag!
zie volgende dia's
Slide 26 - Slide
blz. 57
Slide 27 - Slide
blz. 57
Slide 28 - Slide
blz 58
- Schrijf de zin
in een andere tijd.
tt -> vt vt -> tt
Het woord dat verandert
= de persoonsvorm.
Hoe vind ik de PV in de zin?
Slide 29 - Slide
blz. 59
Slide 30 - Slide
blz. 59
Slide 31 - Slide
- Schrijf de zin
in een andere tijd.
tt -> vt vt -> tt
Het woord dat verandert
= de persoonsvorm.
wie of wat + pv = O
Hoe vind ik de PV in de zin?
blz. 60
Hoe vind ik het Ondw. in de zin?
Slide 32 - Slide
Be
.
1. Maak opdr. 1 t/m 3.
2. Maak werkblad(en).
3. Maak taken via JE.
Klaar?
Kijk werkblad(en) na.
aan de slag!
.
het ww
dat verandert
als je de tijd
wie of wat + pv = onderwerp
de persoonsvorm (PV)
timer
15:00
het onderwerp
Slide 33 - Slide
Evalueren .
Hoe vind ik een ZN in de zin?
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Zet het woord
in het
enkelvoud
/
meervoud
.
Hoe vind je een ZN in een zin?
Slide 36 - Slide
Je kunt er
een
lidwoord
voor zetten.
Hoe vind je een ZN in een zin?
Slide 37 - Slide
Je kunt er
een
verkleinwoord
van maken.
Hoe vind je een ZN in een zin?
Slide 38 - Slide
Slide 39 - Slide
Slide 40 - Slide
Slide 41 - Slide
Slide 42 - Slide
Je kunt het woord
in het
enkelvoud
/
meervoud
zetten.
Slide 43 - Slide
Je kunt er
een
verkleinwoord
van maken.
Slide 44 - Slide
Je kunt er
een
lidwoord
voor zetten.
Slide 45 - Slide
Slide 46 - Slide
More lessons like this
Starttaal Vooraf T5 H4
January 2024
- Lesson with
49 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Starttaal Vooraf T5 H4
December 2023
- Lesson with
45 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Starttaal Vooraf T5 H5
25 days ago
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Herhalen blok 3
November 2022
- Lesson with
15 slides
Taal
Basisschool
Groep 4
B1M1 - Het zelfstandige naamwoord (herhaling lagere school)
September 2022
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Herhaling taalverzorging 1
October 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Starttaal Vooraf T5 H5
January 2024
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Starttaal Vooraf T5 H5
30 days ago
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1