L1: Examentraining M4

Examentraining M4
Wat te verwachten
1 / 54
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 54 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Examentraining M4
Wat te verwachten

Slide 1 - Slide

Opbouw examen

Slide 2 - Slide

Algemene examentips
1. Neem een markeerstift mee om de gegevens te markeren.
2. Lees altijd eerst de vraag helemaal en nauwkeurig door.
3. Bedenk eerst wat er gevraagd word én welke theorie je nodig hebt.
4. Blijf niet hangen bij een opgave die je eerst niet weet, kom later terug.
5. Geef op het blad aan welke vraag je (nog) niet helemaal af hebt. 
6. Schrijf alle tussenstappen op. 

Belangrijkste: SCHRIJF ALTIJD IETS OP! Probeer iets met de gegevens.

Slide 3 - Slide

Controle
1. Kijk of je alle vragen hebt beantwoord.
2. Lees de vraag en je antwoord nog eens door. 
3. Heb je op de juiste manier afgerond?
4. Heb je bij je antwoord de juiste eenheid vermeld?

Slide 4 - Slide

Tips voor de voorbereiding
1. Werk van moeilijk naar gemakkelijk. 
Bekijk welke onderwerpen je echt nog moet oefenen
2. Opgeruimde werkplek
Leg alleen de spullen neer die je ook bij het examen nodig hebt
3. Oefen minimaal één examen op tijd. Kijk of het binnen de tijd lukt. 
4. 3 x 1 uur leren is beter dan 1 x 3 uur leren.
5. Oefenen, oefenen, oefenen.
6. Regelmatig pauzes nemen + echt niets doen
7. Vergelijk jezelf niet met klasgenoten. Iedereen leert en werkt op zijn of haar eigen tempo. 

Slide 5 - Slide

instructiewoorden SE
leg uit
bereken
teken
schat
laat zien
bewijs

Slide 6 - Slide

Vraag en antwoord

Slide 7 - Slide

vraagstructuur

instructiewoord + belangrijke informatie (+ gegevens) -> ARCEREN

bijvoorbeeld:

bereken het bedrag waarvoor Ineke een banklening moet afsluiten.

vraagstructuur: Je moet een bedrag berekenen






Slide 8 - Slide

Vraag
Gegevens gearceerd

Slide 9 - Slide

antwoordstructuur

antwoordstructuur = belangrijke info + (verplicht gegeven)


bijv. antwoordstructuur = berekening + bedrag
laat zien dat je antwoord geeft op het bedrag.

Slide 10 - Slide

Belangrijke gegevens



100 vleesmuizen op 1 januari 2015

6,5% per jaar erbij

Bereken het aantal op 1 januari 2027


Theorie

Wat voor soort verband is dit?
Welke gegevens heb je daarvoor nodig?



Slide 11 - Slide

Belangrijke gegevens



100 vleesmuizen op 1 januari 2015

6,5% per jaar erbij

Bereken het aantal op 1 januari 2027


Theorie
Een exponentieel verband herken je aan een percentage dat een aantal jaar toeneemt

2027 - 2015 = 12 jaar 
Dit levert vaak al een eerste punt op.


Slide 12 - Slide

Belangrijke gegevens



100 vleesmuizen op 1 januari 2015

6,5% per jaar erbij

Bereken het aantal op 1 januari 2027


Theorie
Een exponentieel verband herken je aan een percentage dat een aantal jaar toeneemt

2027 - 2015 = 12 jaar 
Welke gegevens zijn er nodig voor een exponentiele formule?



Slide 13 - Slide

Belangrijke gegevens



100 vleesmuizen op 1 januari 2015

6,5% per jaar erbij

Bereken het aantal op 1 januari 2027


Theorie
Een exponentieel verband herken je aan een percentage dat een aantal jaar toeneemt
2027 - 2015 = 12 jaar 

Let op: tot de macht tijd! Een kleine t erboven dus GEEN ^ noteren!



aantal=begingetalgroeifactortijd

Slide 14 - Slide

Belangrijke gegevens



100 vleesmuizen op 1 januari 2015

6,5% per jaar erbij

Bereken het aantal op 1 januari 2027


Theorie
Een exponentieel verband herken je aan een percentage dat een aantal jaar toeneemt
2027 - 2015 = 12 jaar
 
Begingetal = 100 + 6,5 = 106,5
106,5 : 100 = 1,065




Lastig?
Kijk nog eens naar H7! 

Slide 15 - Slide

controle!

1. Is het antwoord correct en volledig?

(geeft het antwoord op de vraag)

2. Is de formulering correct?

(t=...; formule ingevuld, lege formule, afronden, etc)

Slide 16 - Slide

Vragenronde
Wie heeft er een vraag?
Theorie / opdracht of andere dingen?

Slide 17 - Slide

Voorbeeld 2

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Bij een vraag over een driehoek maak je altijd eerst een schets.



Slide 20 - Slide

Daarna vul je de gegevens in die je direct uit de tekst kunt halen




Slide 21 - Slide

Je hebt altijd twee gegevens nodig. Kijk goed welk getal je nog niet hebt gebruikt uit de tekst.

In dit geval is dat de volgende zin:

Slide 22 - Slide

Je kunt hiermee MN berekenen. MN = 54 : 2 = 27 m
Vul dit in bij de schets.


Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Oefenen
We oefenen nu verschillende opdrachten zelf. 
Je krijgt eerst de tijd om zelf de opdracht te maken.
Daarna bespreken we uitgebreid de stappen.

Slide 25 - Slide

OPDRACHT 1
Rekenen met gewicht
Rekenen met procenten

Slide 26 - Slide

timer
10:00
Alleen én stil

Slide 27 - Slide

timer
5:00
Schuif in een groepje van 3 of 4 en bespreek de opdracht

Slide 28 - Slide



Wat wil je weten?
Hoeveel procent bestaat uit water?
Wat weet je?
totaal: 25 kg 
water: 25 - 12,5 - 3,5 - 0,25 = 3,75 kg

100
?
25
1
3,75

Slide 29 - Slide

Wat wil je weten?
Hoeveel hele worsten kun je uit één volle emmer maken?
Wat weet je?
totaal: 15 liter
één worst: 20 cm lang, diameter 3,2 cm.
De afmetingen zijn in cm dus het is handig om de inhoud ook in cm te berekenen.
1. 15 L = 15 dm3 = 15 000 cm3 
2. de worst heeft de vorm van een cilinder. 
Formule van een cilinder staat op je blad.
Inhoud cilinder = oppervlakte cirkel x hoogte
Inhoud worst = 
3. Je wilt weten hoe vaak dit past in 15 000 
4. 15000 : 160,8... (niet afronden!) = 93,2 
Je geeft nog geen antwoord = maximaal 93 (worsten)

π1,6220=160,8...

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

OPDRACHT 2
rekenen in een ruimtefiguur

Tafels weer uit elkaar!

Slide 32 - Slide

timer
10:00
In stilte en alleen

Slide 33 - Slide

timer
5:00
Schuif in een groepje van 3 of 4 en bespreek de opdracht

Slide 34 - Slide

Wat wil je weten?
De lengte van AC.
Wat weet je?
AC is de schuine zijde in driehoek ABC. 
AB = 5
BC = 5 
Je weet twee zijden. 
Je wilt de derde zijde weten. 

AC = 
Let op! Eerst nog niet afgerond opschrijven!
52+52=7,07...

Slide 35 - Slide

Wat wil je weten?
Hoeveel graden hoek S is
Wat weet je?
Bij een vraag over graden gebruik je de hoekensom of sin, cos, tan
Bekijk hiervoor eerst welke gegevens je hebt.
Zijde BF = 5 cm 
Zijde BS = 7, 1 : 2 = 3,55 cm 
Je gebruikt sin, cos of tan omdat je twee zijden weet.

S    FS       -
O    BF      5
A     BS     3,55

Tan ? = 5 : 3,55

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

OPDRACHT 3
rekenen met tijd
rekenen met eenheden
wetenschappelijke notatie

Uit elkaar!

Slide 38 - Slide

timer
15:00

Slide 39 - Slide

timer
5:00

Slide 40 - Slide

Wat wil je weten?
De duur van de reis (tijd)
Wat weet je?
65 km/u
Plek van de vulkaan / amsterdam.

Afstand op de kaart: 4,9 cm. 
Schaal betekent 1 cm = 40 000 000 cm. 
4,9 x 40 000 000 = 196 000 000 cm = 1960 km
1960 : 65 = 30 uur.


Slide 41 - Slide

Wat wil je weten?
De verloren kosten na het vliegverbod.
Wat weet je?
Verlies 1,26 miljard euro 
Besparing 100 miljoen per dag
8 dagen verbod

8 x 100 = 800 miljoen bespaard
1260 miljoen - 800 miljoen = 460 miljoen
460 000 000 = 4, 60 000 000 
4, 6 x 10 ^ 8


Slide 42 - Slide

Wat wil je weten?
Hoeveel mm lava over de oppervlakte van IJsland.
Wat weet je?
8 dagen
290 m3 lava per seconden
100 000 km2 oppervlakte

8 dagen = 3600 x 24 x 8 = 691 200 seconden
691 200 x 290 = 200 448 000 m3 lava
100 000 km2 = 100 000 000 000 m2
200 448 000 : 100 000 000 000 = 0,002... m 
waarom? 
oppervlakte x lengte = inhoud 
lengte = inhoud : oppervlakte
0,002... x 1000 = 2 mm


Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Vragenronde
Wie heeft er een vraag?
Theorie / opdracht of andere dingen?

Slide 45 - Slide

Terugblik
Ben je goed genoeg voorbereid?
Wat had je graag anders gezien?

Slide 46 - Slide

OPDRACHT 4
Rattenplaag (geprint)

Uit elkaar!
timer
15:00

Slide 47 - Slide

Vraag 5
In de tekst herken je alvast een aantal gegevens:
1 januari 2000
5000 ratten

elk half jaar nam het met 30% toe. t = aantal halve jaren

Slide 48 - Slide

Vraag 5
Formule 
A = 5000 x 1,3 ^ t 
Let op: tot de macht t!!!

1 januari 2001 = 2 x een half jaar
5000 x 1,3 ^ 2 = 8450

Slide 49 - Slide

Vraag 6
Het is een toename
8450 - 5000 = 3450 toegenomen



Het is 69% toegenomen.
%
100
x
69
aantal
5000
1
3450

Slide 50 - Slide

Vraag 7
Als er staat; in welk jaar is het voor het eerst, dan is het altijd inklemmen!! 


Slide 51 - Slide

Vraag 8
In zo'n soort formule is de opbouw altijd

Aantal = begingetal x groeifactor ^ t 
0,75 is dus de groeifactor. 
In H2 staat hoe je die maakt.


Slide 52 - Slide

Vraag 8
25% afname

100 - 25 = 75%
75 : 100 = 0,75 

Slide 53 - Slide

Vraag 9
1 januari 2008
1 januari 2010 
= 4 halve jaren

300000 x 0,75 ^ 4 = 94922
De overheid is er in geslaagd.

Slide 54 - Slide