Inleiding, middenstuk, slot
1 / 33
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Inleiding
Kern
Slot
Slide 10 - Drag question
Slide 11 - Link
Op welke plaats in een tekst hoort een conclusie?
A
slot
B
inleiding
C
kern
D
kern of slot
Slide 12 - Quiz
Waar wordt een anekdote gebuikt?
A
Middenstuk
B
Slot
C
Inleiding
Slide 13 - Quiz
Waar of niet waar: een krantenartikel heeft altijd een slot
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quiz
Waar of niet waar:
Deelonderwerpen komen voor in de inleiding
Deelonderwerpen komen voor in de inleiding
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
Waaraan zie je dat dit de inleiding van de tekst is? Er zijn twee goede antwoorden.
A
Er worden vragen gesteld
B
Er staat waar het over gaat: je bed opmaken is ongezond.
C
Je weet nu alles over huisstofmijten.
D
Je wilt weten waarom je bed opmaken ongezond is.
Slide 16 - Quiz
In het middenstuk van een tekst...
A
...staat vaak veel informatie over het onderwerp (hoe, waarom of wat e.d.)
B
...wordt het belangrijkste van de tekst nog een keer herhaald.
C
..staat waarom je nieuwsgierig wordt om verder te lezen
D
...wordt het onderwerp van de tekst ingeleid.
Slide 17 - Quiz
In het slot van een tekst...
A
...staat vaak veel informatie over het onderwerp (hoe, waarom of wat e.d.)
B
...wordt het belangrijkste van de tekst nog een keer herhaald.
C
..staat waarom je nieuwsgierig wordt om verder te lezen
D
...wordt het onderwerp van de tekst ingeleid.
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Een tekst bestaat meestal uit:
A
Een inleiding en slot
B
Een inleiding en deelonderwerpen
C
Een inleiding, middenstuk en slot
D
Een titel, middenstuk en slot
Slide 22 - Quiz
Globaal lezen
Oriënterend lezen
Zoekend lezen
Ik wil weten wat het onderwerp van de tekst is.
Ik ben op zoek naar eventuele deelonderwerpen.
Ik wil (snel) iets opzoeken in een tekst.
Slide 23 - Drag question
Wat is NIET waar over de inleiding:
A
Hier vind ik het onderwerp
B
De inleiding bestaat altijd uit één alinea
C
De lezer wordt nieuwsgierig gemaakt
D
Dit is het eerste gedeelte van een tekst
Slide 24 - Quiz
Wat is NIET waar over het slot van een tekst:
A
In het slot vind ik vaak een conclusie of samenvatting
B
Alle teksten hebben een slot
C
Dit is het laatste onderdeel van een tekst
D
Het slot kan uit meerdere alinea's bestaan.
Slide 25 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het onderwerp?
A
Een volledige zin
B
Eén of een paar woorden
C
Een werkwoord
D
Slechts één woord
Slide 26 - Quiz
Wat is de juiste vorm van de hoofdgedachte?
A
Een volledige zin
B
Eén of een paar woorden
C
Een werkwoord
D
Slechts één woord
Slide 27 - Quiz
Waar zoek je in een tekst de hoofdgedachte? (er zijn meer antwoorden goed)
A
Titel
B
Inleiding
C
Kern
D
Slot
Slide 28 - Quiz
Is de tekst een inleiding of een slot?
A
inleiding
B
slot
Slide 29 - Quiz
Is de tekst een inleiding of een slot?
A
inleiding
B
slot
Slide 30 - Quiz
Op welke manieren wordt de inleiding vormgegeven?
A
De aanleiding voor het schrijven wordt genoemd.
B
Het onderwerp wordt aangekondigd.
C
Er worden een of meerdere vragen gesteld.
D
Een anekdote vertellen.
Slide 31 - Quiz
Op welke manieren wordt de inleiding vormgegeven?
A
De aanleiding voor het schrijven wordt genoemd.
B
Op geen van de mogelijke manieren.
C
Er worden een of meerdere vragen gesteld.
D
Een anekdote vertellen.
