Spelling blok 2

10 minuten voorlezen
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

10 minuten voorlezen

Slide 1 - Slide

Zinnen met twee onderwerpen en twee persoonsvormen.
Zin met 1 persoonsvorm:
Door de complicaties is de toestand van mijn opa nog zorgelijker geworden.
Zin met twee (of meer) persoonsvormen:
Opa heeft net gebeld om te zeggen dat hij morgen gelukkig weer naar huis mag.

Slide 2 - Slide

Persoonsvorm?
Brenda verandert snel haar antwoord als ze ziet dat ik het mijn heb veranderd.
A
verandert
B
verandert, heb
C
verandert, veranderd
D
heb, veranderd

Slide 3 - Quiz


Wat is het onderstreepte woord?
De docent is benieuwd naar de resultaten van de leestoets.
A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord

Slide 4 - Quiz


Wat is het onderstreepte woord?
De docent is benieuwd naar de resultaten van de leestoets.
A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord

Slide 5 - Quiz

Let op
Als je PV en VD kunt onderscheiden dan weet je dus ook welke spellingsregels je moet gebruiken!

Reza bestelt altijd hetzelfde als wat Timo heeft besteld.
Reza bestelt -> persoonsvorm dus ik-vorm+T
Timo heeft besteld -> voltooid deelwoord dus ('t x fokschaap-regel) 

Slide 6 - Slide

werkwoordspelling blok 2 
Persoonsvormen in samengestelde zinnen.
Vergelijk:
1.  Bijna elke avond appt Louisa even met haar opa en oma.
2. Bijna elke avond appt Louisa even met haar opa en oma, dan vraagt ze hoe het met ze gaat, zodat zij weten dat ze aan hen denkt.


Slide 7 - Slide

1 = enkelvoudige zin: één onderwerp en één persoonsvorm
2 = samengestelde zin: meerdere onderwerpen en meerdere persoonsvormen
1.  Bijna elke avond appt Louisa even met haar opa en oma.
2. Bijna elke avond appt Louisa even met haar opa en oma, dan vraagt ze hoe het met ze gaat, zodat zij weten dat ze aan hen denkt.


Slide 8 - Slide

1.  Bijna elke avond appt Louisa even met haar opa en oma.
2. Bijna elke avond appt Louisa even met haar opa en oma, dan vraagt ze hoe het met ze gaat, zodat zij weten dat ze aan hen denkt in deze gekke coronatijd.

Een samengestelde zin heeft meerdere persoonsvormen, en dus ook meerdere onderwerpen!


Slide 9 - Slide

Spelling Engelse werkwoorden
Checken - chillen - racen - gamen - downloaden - updaten mixen - chatten - appen - relaxen - enzovoort!

Maar.... hoe spel je het ?!?

Ik heb de computer geüpdatet.... correct ???
Ik heb lekker gerelaxed vandaag......correct ???

Slide 10 - Slide

Ik heb de computer geüpdatet.... correct!
Ik heb lekker gerelaxed vandaag......incorrect! ( = gerelaxt)

Hoezo?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Daarom:
De Engelse spelling is niet van toepassing in Nederland. De Nederlandse regels passen we toe. Er is echter een belangrijke aanpassing:
- De stam van Engelse woorden krijgt soms wel, soms geen extra -e in verband met de uitspraak. Vervolgens behoud je die extra -e als je het werkwoord vervoegt.
- Dubbele medeklinkers in de stam worden alleen behouden als het belangrijk is voor de uitspraak! Zoals stressen: ik stres ipv ik stress
Maar passen; ik pass ipv ik pas (andere uitspraak en andere betekenis)

Slide 13 - Slide

Racen
Ik race
Hij racet
Wij racen
Ik racete
Hij racete
Wij raceten
Ik heb geracet
Finishen
Ik finish
Hij finisht
Wij finishen
Ik finishte
Hij finishte
Wij finishten
Ik heb gefinisht.

Slide 14 - Slide

Passen
Ik pass
Hij passt
Wij passen
Ik passte
Hij passte
Wij passten
Ik heb gepasst
Chillen
Ik chil
Hij chilt
Wij chillen
Ik childe
Hij childe
Wij childen
Ik heb gechild

Slide 15 - Slide

Spelling: bijvoeglijke naamwoorden
Regel 1:
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt op 'en'. Bijvoorbeeld:
Een wollen trui
Een glazen standbeeld
Een houten pollepel
Uitzondering: nieuwe stoffen. Zoals:
Een polyester jurk
Het plastic bestek

Slide 16 - Slide

Spelling: bijvoeglijke naamwoorden
Regel  2:
Een bijvoeglijk naamwoord dat afgeleid is van een voltooid deelwoord, schrijf je:
- Met 'en' als het voltooid deelwoord daarop eindigt, zoals
Het gelezen boek, de vergeten brief
- Met een 'e' als het voltooid deelwoord op een 't' of 'd' eindigt, zoals:
De verhuisde vriend, het gerenoveerde huis, de gefinishte wielrenner


Slide 17 - Slide

Spelling: bijvoeglijke naamwoorden
Regel 3

- Als infinitief als er 'te' voor staat:
Het te beantwoorden mailtje
Het te lezen boek
Het te downloaden bestand


Slide 18 - Slide

Geef de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes:
de (trots) vader

Slide 19 - Open question

Geef de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes:
een (feestelijk) ontvangst

Slide 20 - Open question

Geef de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes:
de (ruw) diamant

Slide 21 - Open question

Geef de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes:
een (satijn) kussensloop

Slide 22 - Open question

Geef de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes:
een (saamhorig) gevoel

Slide 23 - Open question

Geef de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes:
een (hout) huis

Slide 24 - Open question

Geef de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes:
het (verbreden) fietspad

Slide 25 - Open question

Spelling: Hoofdletters
Hoofdletters schrijf je aan het begin van de zin en bij namen.

Er zijn echter uitzonderingen!

Slide 26 - Slide

Spelling: Hoofdletters
1. Als de zin met een apostrof begint schrijf je het woord daarna met een hoofdletter.
s'Avonds na het eten mogen de broers een half uur gamen, voor ze aan hun huiswerk moeten beginnen.
2. Als de zin met een getal begint, schrijf je geen hoofdletter
28 % van de volwassenen sportte binnen tijdens coronatijd, terwijl 22 % van de volwassenen individueel buiten sportte.

Slide 27 - Slide

Spelling: Hoofdletters
3. Tussenvoegsels van namen schrijf je met een kleine letter:
Mevrouw A. de Vries
Mevrouw De Vries
Mevrouw Janssen-de Vries
4.Merknamen schrijf je met een hoofdletter  (tenzij je niet meer een verband ziet met de eigennaam)
Nike, Apple, Samsung, Adidas, Ford, Porsche
Maar: barbiepop, coopertest


Slide 28 - Slide

Spelling: Hoofdletters
5. Namen van heiligen schrijf je met een hoofdletter:
God, Allah, Jezus Christus, de Heer, de Bijbel

6. Namen van geloven, gelovigen en politieke stromingen met een kleine letter: christendom, islam, socialisten
7. Feestdagen schrijf je met een hoofdletter; Koningsdag, Kerstmis, Nieuwjaar
Maar afgeleiden daarvan met een kleine letter: nieuwjaarsdag, eerste kerstdag


Slide 29 - Slide

Spelling: hoofdletters
9. Namen van periodes en tijdperken schrijf je met een kleine letter: steentijd, renaissance, klassieke oudheid, middeleeuwen

10. Titels van boeken, films etc schrijf je met een hoofdletter:
De hongerspelen, Spijt, De koning van Katoren, Achtstegroepers huilen niet.

Slide 30 - Slide

Hoofdletter of kleine letter?
A
corona / Tulp
B
Corona / tulp
C
corona / tulp
D
Corona / Tulp

Slide 31 - Quiz

Hoofdletter of kleine letter?
A
mevrouw Van Dijk en Anne de Groot
B
mevrouw van Dijk en Anne de Groot
C
mevrouw van Dijk en Anne De Groot
D
mevrouw Van Dijk en Anne De Groot

Slide 32 - Quiz

Hoofdletter of kleine letter?
A
Frans stokbrood en Cognac
B
frans stokbrood en cognac
C
frans stokbrood en Cognac
D
Frans stokbrood en cognac

Slide 33 - Quiz

Hoofdletter of kleine letter?
A
kerstavond en Nieuwjaar
B
Kerstavond en Nieuwjaar
C
kerstavond en nieuwjaar
D
Kerstavond en nieuwjaar

Slide 34 - Quiz

Hoofdletter of kleine letter?
A
de Bijbel / Renaissance
B
de Bijbel /renaissance
C
de bijbel / Renaissance
D
de bijbel / renaissance

Slide 35 - Quiz

Hoofdletter of kleine letter?
A
baron en kardinaal
B
baron en Kardinaal
C
Baron en Kardinaal
D
Baron en kardinaal

Slide 36 - Quiz

Hoofdletter of kleine letter?
A
17 koeien grazen met Kerst in de wei.
B
17 Koeien grazen met Kerst in de wei.
C
17 koeien grazen met kerst in de wei.
D
17 Koeien grazen met kerst in de wei.

Slide 37 - Quiz

Hoofdletter of kleine letter?
A
's avonds drinken we cola.
B
's avonds drinken we Cola.
C
's Avonds drinken we cola.
D
's Avonds drinken we Cola.

Slide 38 - Quiz

Hoofdletter of kleine letter?
A
Moederdag / Paaszaterdag
B
Moederdag / paaszaterdag
C
moederdag / Paaszaterdag
D
moederdag / paaszaterdag

Slide 39 - Quiz

Hoofdletter of kleine letter?
A
het afrikaans / eskimo's
B
het afrikaans / Eskimo's
C
het Afrikaans / eskimo's
D
het Afrikaans/ Eskimo's

Slide 40 - Quiz