Vertaling
Bij de fontein vóór 't poorthuis,
Daar staat een lindenboom.
Ik droomde in zijn schaduw
Zo vaak een zoete droom.
Ik sneed verliefde woorden,
Zo vele, in zijn bast.
In goed' en kwade tijden
Was ik daar vaste gast.
Ook nu moest ik er langs gaan
In 't holste van de nacht,
Ik heb er nog in 't donker
Met ogen dicht gewacht.
En al zijn takken ruisten,
Als riepen zij mij toe: ‘Kom hier maar, beste makker,
Hier word je nooit meer moe!’
De koude winden kwamen Mij in 't gezicht gewaaid;
De hoed vloog mij van 't hoofd af,
Ik ben niet omgedraaid.
Nu ben ik vele uren
Ver van die plaats vandaan
En steeds nog hoor ik 't ruisen:
‘Daar kon je rusten gaan!