- Grotere orkesten: meer instrumenten (koperblazers en slagwerk)
- Expressie staat centraal (veel verschil in tempo en dynamiek)
- Programmamuziek: de muziek beeldt iets uit (verhaal, schilderij)
- Opkomst nationalisme en 'nationale scholen' (inspiratie uit eigen geschiedenis, folklore, sprookjes)
- Opera's werden grootse meeslepende voorstellingen (Gesamtkunstwerk)